Twee jaar feitenvrij armoedebeleid
Toen enkele weken geleden het reilen en zeilen van het
armoedebeleid in de Commissie WIPV zou worden besproken,
zonder dat we als RoSA! de stukken hadden kunnen
bestuderen werd een brief naar de commissie gestuurd
voor uitstel van het debat.
Er was in feite al naar onze mening gevraagd. Besloten
werd door de commissie dat het uitstel gehonoreerd werd
en dat de Rotterdamse Sociale Alliantie vijf minuten kon
komen inspreken.
Woensdagochtend 5 oktober was het zoveer. Hieronder
volgt het stuk dat vantevoren aan de commissie is
toegestuurd en waar de vijf minuten inspraak op
gebaseerd was.
Rotterdam, 5 oktober 2016.
Geachte leden van de Commissie Werk,
Inkomen, Participatie en Volksgezondheid,
Het rapport “Inkomensondersteunende
voorzieningen in het kader van het lokale armoedebeleid
2016” is door de Rotterdamse Sociale Alliantie gelezen. Wat
ons opviel was de louter theoretische benadering en de
rechtvaardiging van het gevoerde armoedebeleid via een
extern instituut, het NIBUD. Een instituut dat beschrijft
hoe het zou moeten zijn en niet hoe het in werkelijkheid is.
Dat daar de ongeveer 100.000 arme
Rotterdammers in armoede iets mee opschieten wenst RoSA! te
betwijfelen. Natuurlijk deze NIBUD-cijfers worden al lange
tijd gebruikt, maar belangrijker was in het verleden het
koopkrachtonderzoek van de Sociaal Wetenschappelijke
Afdeling (SWA) van de Gemeente Rotterdam. Dit is nu het
instituut Onderzoek en Business Intelligence (OBI).
Teruglezend in het koopkrachtonderzoek
van 2014 las ik een onderzoeksopzet, een standaard voor
Europa, waarmee de werkelijkheid van wat armoede is dichter
benaderd kan worden. Het gaat dan niet alleen over geld, het
gaat over sociale achterstand, afgezet tegen diverse
dimensies. Elf deelterreinen met betrekking tot
bereikbaarheid van voorzieningen en een sociaal netwerk,
huisvesting, gezondheid, werk, inkomen en onderwijs en
opvoeding. Zie onderstaand overzicht.
Alle in het model genoemde
deelterreinen van het sociale domein kunnen deel uitmaken
van armoede- of achterstandsproblematiek, en kunnen elkaar
(wederzijds) beïnvloeden. Inkomensachterstand is hier
slechts één aspect van. Uitvoering van zo’n onderzoek zou
plaats kunnen vinden in panels. Waar is overigens het
permanente armoedepanel gebleven, moet het niet opnieuw
leven ingeblazen worden en dan met overlappende groepen?
In een in de praktijk uitgevoerd
koopkrachtonderzoek ligt de basis voor oplossingen van de
armoedeproblematiek. Vanaf de tachtiger jaren zijn de
uitkeringen ongeveer 30% achter gebleven bij de cao-lonen.
Het is van belang dat meningen, ervaringen en visies vanuit
de praktijk meegenomen worden. En vooral van mensen
afhankelijk van uitkeringen, maatregelen, kortingen en
verplichte inzet op vrijwilligerswerk, ofwel
ervaringsdeskundigen.
Ook al heeft de landelijke overheid het
armoedebeleid gedecentraliseerd toch geldt de Grondwet voor
alle Nederlanders en specifiek voor de overheid als er in
artikel 19 staat: “Bevordering van voldoende werkgelegenheid
is voorwerp van zorg der overheid”. Het heeft geen pas dat
sommige politici beweren dat werkgelegenheid niet door de
overheid kan worden geregeld.
In artikel 20 staat: “De
bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart
zijn voorwerp van zorg der overheid”. Maar waarom bestaan er
dan voedselbanken, kledingbanken en zelfs de bank voor
dierenvoer voor arme gezinnen. Het te laag houden van de
uitkeringen zorgt voor een negatieve invloed op de
koopkracht en dus ook op de economie. De spreiding van
welvaart mag niet alleen overgelaten worden aan de illusie
van een zogenaamde marktwerking, de tweedeling wordt groter.
Het wegkijken van deze
verantwoordelijkheden door de overheid vergroot de armoede,
het sociale isolement en de verschillen is volstrekt
inefficiënt. “Het lijkt wel dat mensen niet worden geholpen,
maar kwalijk worden genomen dat ze in armoede verzeild zijn
geraakt.”
Iedereen kan het overkomen:
Armoede
overvalt je bij plotselinge gebeurtenissen in het leven,
zoals ontslag of een echtscheiding of extra kosten voor het
gezin als je zoon of dochter zelfstandig verklaard wordt
voor de wet. Gebeurtenissen waar je geen ervaring mee hebt
en dus hulp bij nodig hebt. Komt die hulp niet dan is een
negatieve spiraal ingezet die leidt tot schulden. Het is een
illusie om te denken dat mensen daar op eigen kracht wel uit
zullen komen. Juist dan blijkt dat de uitvoering van een
degelijk armoedebeleid evident is.
Een aantal kritiekpunten op
“Inkomensondersteunende voorzieningen”:
De
NIBUD-cijfers zijn slechts een benadering voor theoretisch
bepaalde groepen mensen, volstrekt ongeschikt voor
oplossingen.
Waarom is het AOW tegoed en de
Jeugdtoeslag zo opgezet dat Jongeren 25% van de toeslagen
ongebruikt laten en ouderen zelfs de helft. Wat gebeurt er
met dat geld?
Wat zijn de gevolgen van het afschaffen
van de kwijtschelding van de waterschappen in 2017?
Waarom behouden een aantal gemeenten zoals den Haag en
Amsterdam wel een vorm van langdurigheidstoeslag? Ondanks
het verbod op (categorale) inkomenspolitiek?
Krijgen
zij meer voor elkaar bij de regering voor hun arme inwoners?
Wordt daar door het Rotterdamse college onvoldoende gepleit
voor de armste grote stad van Nederland?
Het aantal
aanvragen voor bijzondere bijstand inzake financiële
transacties, concreet voor kosten van bewindvoering,
rechtsbijstand en schuldhulpverlening nam toe van 19.000
(2013) naar 46.000 in 2015! Ook de toename van aanvragen
voor de voedselbank. Er is dus meer financiële nood dan het
rapport aangeeft. Structurele inkomenstekorten bij
mensen in de bijstand en andere minima, zoals mensen met
flexbanen.
Zo lijkt het rapport op fictie
gebaseerd en niet op feiten en tenslotte:
Wat is er met
die acht en negen miljoen van het geld gebeurd voor
armoedebestrijding, voortvloeiende uit het sociaal akkoord?
Is dit nu wel of niet bij Rotterdam terecht gekomen. Indien
wel, waar is het aan besteed, indien niet: wie vond het niet
nodig?