THE POWER ELITE
door Tjeerd de Boer
In dit artikel wordt aangeduid dat een machtselite van Big Business, Banking,
Beleggers, aangevuld met prominente politici, wetenschappers, topartiesten en
sporters een Top 1 % wereldelite vormt in termen van vermogensbezit, inkomens en
macht. Rothkopf noemde deze wereldelite de superclass, de titel van zijn boek uit
2009.
De 'Power Elite' was de titel van het boek van de beroemde socioloog C.
Wright Mills uit 1957. Hoewel ik dit boek nooit gelezen heb – wel samenvattingen
en verwijzingen- was de machtselite uit die tijd (jaren ’50 en ’60), mij bekend
uit de onderzoeken van John Kenneth Galbraith (The Affluent Society, en
New Industrial State), totaal anders dan de machtselite die in dit artikel aan de
orde wordt gesteld. Galbraith schreef over industriële complexen, bestaande uit
conglomeraties van concerns met verbindingen naar de binnenlandse politiek, het
militaire apparaat en leveranciers van grondstoffen en halffabricaten buiten
ontwikkelde industrielanden. Bij het publiek waren deze concerns en conglomeraties
bekend als multinationals, producerend voor eigen grote binnenlandse markten (USA,
EU). Japan werd een geducht exportland (auto’s, elektronica) voor Europa en
Amerika vanaf de jaren '60, maar zou de machtspositie van westerse concerns nog
niet aantasten toen.
De machtselite van die concerns uit het Fordistische tijdperk (1945- 1980) werd
o.a. gevormd door mannen die vaak na een lange interne carrière op middelbare
leeftijd of later topmanager werden van een concern. Ze verdienden gemiddeld 40
maal zoveel als de gemiddelde werknemer en hun topinkomen van 5 ton á 2 miljoen
werd ook top belast; tarieven van meer dan 80 % waren toen gebruikelijk in
westerse landen. Omdat ook de belasting op winsten hoog waren (> 50%) werd een
belangrijk deel van winsten betaald als extra loon voor de werknemers. Het
management had dus belang om de winst voor belastingen te minimaliseren. De
loonontwikkelingen hielden gelijke tred met de toename van de
arbeidsproductiviteit waardoor met name in USA en later in de EU en Japan de
'middle class dream' realiteit kon worden, ook voor arbeiders.
Genoemde topmannen- vrouwen werden zelden topmanager toen- vormden ons-kent-ons
kringen met toppolitici, - militairen en- wetenschappers, de machtselite waar
C. Wright Mills en Galbraith over schreven. Zij hadden ook belang bij leverantie
van goedkope grond- en hulpstoffen uit de zogeheten derde wereld, die aldus
afhankelijk werd van de industrielanden. ('dependencia'). Deze elite had belang
bij een geopolitiek die derdewereldlanden openbrak voor de wereldmarkt maar de
binnenlandse markten moest afschermen van buitenlandse concurrentie.
De economische elite van die periode van 'Golden Age' tussen 1945- 1980 zou qua
macht echter ondergeschikt blijven aan politieke machten en de wil van vele
kiezers: het bedrijfsleven moest maatschappij en burgers dienen. In Nederland
sprak men van vermaatschappelijking van ondernemingen. (Albeda), bij economie en
bedrijfskunde bekend als het 'stakeholdersmodel' waarin bedrijven de belangen
moeten dienen van zichzelf (winst maken) maar ook van werknemers, klanten,
omwonenden en aandeelhouders indien bedrijven beursgenoteerd waren.
Corporate conspiracy.
Niet op te vatten als een complottheorie maar een samenbundeling van rechtse
krachten in bedrijfsleven en politiek tegen wat zij als ondernemersvijandige
cultuur of 'tijdsgeest' stelden in de jaren '60 en '70. Dit tijdperk werd
gekenmerkt en gedomineerd door tal van progressieve bewegingen in politiek en
maatschappij, zoals de milieubeweging, geïnspireerd door Rachel Carson en de
Club van Rome, de Black Power beweging van Martin Luther King e.a., de anti
materialistische hippies en sociaaldemocratische partijen en vakbonden.
Hoewel in 1947 Hayek en Friedman met de Montpelerin groep de grondslag legden
voor na 1980 dominante neoliberale stroming in politiek en economie, waren
zij- als ook Ayn Rand- in de 'Golden Age' onbekend bij het grote publiek en
progressieve politiek. In 1958 werd de John Birch Society opgericht,
voorstander van een minimale overheid en minimale belastingen. In 1967
publiceerde Buckley zijn manifest 〈let the rich alone〉, terwijl
Lewis Powell in dat jaar voorstelde om via de 'Supreme Court'
(hooggerechtshof), de Chambers of Commerce (Kamers van Koophandel), het
onderwijsstelsel en de media een oorlog te starten tegen Progressief Amerika.
In de jaren '70 groeide de rechtse beweging voorspoedig door de oprichting van
de Legislative Exchange Council (1973), de Heritage Foundation (1973) en Cato
Institute, opgericht door de mediamagnaten Koch, als rechtse denktanks, en de
Business Round Table en Institute for International Economics (1974) als
grondleggers voor de Washington Consensus van 1989. Ook verscheen in 1973 een
manifest van vertegenwoordigers van het bedrijfsleven met de titel 〈
Attack on American Free Enterprise〉. Fox – voortgekomen uit media van the
Grand Old Party in de jaren '70, ofwel de republikeinen- werd dé rechtse
spreekbuis op de tv in Amerika. Ook vele religieuze stromingen pasten binnen
het kader van de neoliberale tegenbeweging van de progressieven.
Op internationaal niveau waren er bijeenkomsten georganiseerd door de
Bilderberg Groep, kort na de tweede wereldoorlog opgericht in het Arnhemse
hotel Bilderberg om de belangen van Amerikaanse en Europese ondernemingen te
dienen in het kader van de nog in te vullen Marshallhulp aan west- Europese
landen (zie artikel Big Business). In 1971 volgde het World Economic Forum dat
jaarlijks bijeenkomt in Davos en dat vooral na 1980 hét conferentieoord werd
voor de neoliberale machtselite van Westerse landen en in toenemende mate uit
ontwikkelende landen in Zuidoost-Azië (Japan, China) en Latijns-Amerika
(Mexico, Brazilië).
Doelen van neoliberalen.
Het ging deze neoliberale organisaties niet alleen om het terugdringen van
progressieve stromingen en het tegengaan van sociale wetgeving door de
linksen, maar ook om het ondermijnen van macht van arbeiders en hun vakbonden
en van de middenklasse. De toenemende welvaart ging volgens deze neoliberalen
te veel toe naar loontrekkenden en uitkeringsgerechtigden ten koste van
winsten, te meten d.m.v. arbeidsinkomensquote, ofwel verhouding lonen/winsten
in bnp. In de jaren '70 was deze onder meer in Nederland ruim 86%, thans 10
procentpunten lager).
Een andere bedreiging voor neoliberalen werd gezien door een toenemende
vraag naar meer vrije tijd i.p.v. geld bij grote delen van de werkende
bevolking, mogelijk deels geïnspireerd door hippies als langharig
werkschuw tuig! Chris Royek (2001) stelde dat de neoliberale reactie op
progressieve stromingen in westerse landen neerkwam op to police play and
pleasure because any attempt to replace work as the central life interest
threatens the economic survival of the system. Deze angstreactie is ook
te zien bij vele tegenstanders van een basisinkomen als zou het economisch en
maatschappelijk systeem instorten door massale luiheid, mogelijk op te vatten
ook als massaal ongezond leven. Ik beweerde echter dat juist zovele harde
werkers (40-50 uur per week) zeker gediend zullen zijn van werkweken van
circa 30 uur om juist meer te genieten van wat ze hebben verdiend door extra
vrije tijd en meer tijd ook voor gezin en familie. En continue stress door te
lang of te hard werken is ook op te vatten als een ongezonde levensstijl (zie
artikel nr. 79 en 80).
Opkomst van de financiële economie.
Toen Reagan president van USA werd (1980) werd in snel tempo het toptarief in
de inkomstenbelasting verlaagd van 70 % naar 50 % (Tax Act,1981) en later
naar 28 %. Ook de belasting op winsten werd fors verlaagd. Het tijdperk van
financieel kapitalisme was begonnen waarin –zoals Ewald Engelen onlangs stelde-
'financial engineering' profijtelijker werd dan het produceren van goederen en
diensten. Je kan ook zeggen dat beleggen en handel in tal van
beleggingsproducten (financiële producten) voor een aantal rijke individuen en
ondernemingen meer opleverde dan investeren in productieve zin als
aandeelhouders. In het vorige artikel Big Banking duidde ik op het door
Gerald Davis genoemde onderscheid tussen industrieel kapitalisme waarin de
functie van beleggen gericht was op het vergroten van het investeringsvermogen
van bedrijven en financieel kapitalisme waarin beleggen vooral een kwestie
wordt van (snelle) handel in aandelen en andere beleggingsproducten. Het
langdurig bezit van een beleggingsproduct uit voorzorg of sparen, gericht op
dividenduitkeringen, was geen doel meer voor turbokapitalistische beleggers.
Vooral na het jaar 2000 toen de deregulering van het bankwezen dankzij de
Bliley Act volledig werd, ontstond een toenemende scheiding tussen reële
economie van productie van goederen en diensten en de financiële sector.
Bewijs daarvan is de totale geldhoeveelheid M3: in 2008 was het bnp van de
USA en de EU circa $14.000 miljard, het wereld bnp meer dan $50.000 miljard.
De geldhoeveelheid M3 omvatte $ 375.000 miljard, waarvan $ 60.000 als waarde
van samengebundelde hypotheken (de collateralised debt obligations) en idem
de waarde van gebundelde 'credit default swaps', normaal gesproken een
verzekering tegen verliezen wegens oninbare schulden. De Dow Jones index
(Wall Street) stond op ruim 14.000 punten maar zou kelderen tot 8000 door de
crisis van 2008.
Mogelijk wordt u als lezer wat duizelig van deze 'astronomische getallen'
maar om- zonder Jip en Janneketaal duidelijker te worden: stel een bnp
(reëel) of vermogen (virtueel) van $10.000 miljard is gelijk aan 10 gigabyte.
Dan is de waarde van het bnp van USA en de EU ruim 15 gigabyte nu en de
waarde van de wereldeconomie 60 gigabyte. Het BNP van China of Duitsland is
nu 3 gigabyte (ruim $3000 miljard) en van Nederland 0.7 gigabyte ($ 700
miljard).
De totale geldhoeveelheid M3 heeft nu een omvang van $1200 miljoen miljard=
1.2 terabyte, ofwel een factor 20 groter dan de totale reële economie.
De Dow Jones Index staat nu op 17.400 punten ofwel een ruime verdubbeling van
beleggingswaarden sinds 2008. In gewone taal kan je dit gerust nieuwe
financiële bubbels noemen, in economentaal, dat de reële economie drijft in
een oceaan van schulden, die –zolang de handel in beleggingsproducten niet
stagneert- het schip voort doen gaan.
(Bronnen: Bank of international Settlements (BIS), IMF, Wereldbank, Bloomberg
Institute e.a.)
De nieuwe machtselite.
Is vooral een financiële elite geworden. In ruime zin wordt een globale elite
opgevat als een kleine groep van rijke beleggers, topmanagers en bankiers die
nauwe netwerken hebben met politici van wereldformaat (de G7 of G20) en een
aantal topartiesten en sporters. Wil je gehoord en gezien worden door deze
elite dan moet je worden uitgenodigd voor de jaarlijkse World Economic Forum
in Davos of dergelijke bijeenkomsten elders. Jaloers geworden als gewoon mens
in de zin van loonslaaf of uitkeringstrekker, op leden van deze elite? Stelt
u zich dan een leven voor als in een James Bond film! Waarbij gezegd moet
worden dat leden van de elite in hun penthouses, villa's of landgoederen, in
hun hotels en restaurants, privéjets en hun agenda inderdaad leven buiten het
leven van gewone mensen hetgeen het gevaar van vervreemding inhoudt met
gewone mensen.
Chris Royek, Amerikaans socioloog, omschreef deze elite als celebrities
(beroemdheden) die een publieke en ook symbolische rol hebben voor de gewone
massa. Leden van de elite worden bovenmenselijke talenten toegedicht en zijn
een rolmodel of idool van succes (geld, macht en status). In die zin riskeren
leden van de elite om geleefd te worden, beroemdheden zoals popsterren als
The Beatles, ontvluchten vaak het bestaan van gewone mensen omdat zij als
beroemdheden geen gewoon leven meer kunnen leven tussen de gewone mensen.
Niet zelden gaan beroemdheden te gronde aan drugs, alcohol, seksschandalen,
of fraude en machtsmisbruik. Anderen werden depressief of krankzinnig; de
Amerikaanse psychiater en stressonderzoeker Peter Whybrew, bekend door zijn
boek 〈American Mania, when more is not enough〉 (2005), geeft tal
van voorbeelden van voorheen succesvolle narcistische persoonlijkheden bij
banken, concerns of overheidsinstellingen, die –midlife- arbeidsongeschikt
werden.
Royek stelt dan ook dat het lid zijn van hedendaagse elite voor velen
tijdelijk is in tegenstelling tot adel en aristocratie uit een feodaal
verleden. Als geduid, een aantal topmensen in bedrijfsleven of bij de
overheid worden arbeidsongeschikt door stress en grote verantwoordelijkheid,
een toppoliticus wordt weggestemd, een rijkaard wordt een schuldenaar (door
bijvoorbeeld een beurscrash of faillissement), een topartiest is niet meer
modieus en een topsporter versleten en vergeten. Een meritocratie, ofwel
succes door een redelijk goed ouderlijk milieu, diploma’s, werkervaring en
vooral continue ambitie, is geen garantie om (blijvend) lid te worden van
een elite van mensen met geld, roem en macht.
In Amerika wordt sinds de burgeroorlog van rijken verwacht dat ze hun
vermogen schenken aan liefdadigheidsdoelen zoals Carnegie deed als
staalbaron eind 19de eeuw en Bill Gates recentelijk met zijn fonds ten
waarde van $ 30 miljard. Ook in Nederland zijn tal van fondsen opgericht
ten behoeve van sociale doelen op grond van de wilsbeschikking van vroegere
vermogende personen (bijvoorbeeld Elise Mathilde van Beuningen) of fondsen
door bedrijven of staatsondernemingen zoals vele loterijen. Het werk van
de leden van RoSA! (armoedebestrijding) is ook grotendeels afhankelijk van
subsidies door 'goede doelen' fondsen en donaties van niet arme
particulieren. (reclame!)
De nieuwe machtselite in cijfers.
De wereld is momenteel 1810 miljardairs rijk (Forbes, Sam Wilkin), maar
bekender werden de gegevens van Oxfam/Novib (an economy for the 1%, NRC
18-01-2016) dat thans 62 personen evenveel bezitten als de onderste 50%
qua vermogen (=mediaan) van de wereldbevolking= 3.6 miljard mensen. Een
jaar gelden betrof deze verhouding 388 personen ten opzichte van die helft
van wereldbevolking. De lijst van top 1% van de rijken wordt aangevoerd door
Bill Gates (Microsoft): $83.8 miljard, nummer 2 is de heer Ortega van Zara
mode: $72.9 miljard, Warren Buffet, topbelegger die waarschuwde tegen
financiële weapons of mass destruction, de financiële derivaten als
gebundelde hypotheken (CDO's), is nummer 3: $ 62.3 miljard, op nummer 4 Jeff
Bezas van Amazon.com: 59.7 miljard, Carlos Slim , de Mexicaanse
telecommonopolist, is als nummer 5: $ 52.3 miljard, Zuckerberg van Google:
$45.8 miljard, de erven Heineken, Charlene Carvalho- Heineken: $ 11.5 miljard,
$ 2 miljard extra t.o.v. 2014.
Wat betreft individuele grootverdieners moeten we niet denken aan topmensen in
bedrijven en banken die het maximaal met slechts $ 300 miljoen moeten doen
(salaris plus verzilvering van opties en bonussen), de top 5 van hedgefund
managers verdienden in 2015 zo’n $ 1 miljard per persoon, zij beheren overigens
de vermogens van rijken die meerdere miljoenen per beleggingsproduct moeten en
willen investeren als deelnemer van dergelijke fondsen. Popsterren als Bono
(U2) en Mick Jagger (Rolling Stones) of Madonna (La Isla Bonita!), of
topsporters als Ronaldo en Messi, hebben als Elite Leden niets te klagen over
jaarinkomsten in termen van tientallen miljoenen en vermogens richting een
miljard (dollar, euro) per persoon. Toch gaat het om éen persoon op de miljoen
die miljonair wordt, vergelijkbaar met de kans om in de lotto te investeren met
het risico om miljonair te worden!
Rijkdom versus schulden
De rijkste 10 % van de wereldbevolking bezit 85 % van de welvaart in termen van
inkomen en vermogen, de 'onderste' 50 % slechts 1 %. In Amerika stagneren de
lonen van de middenklasse sinds 1980, de laagste 20 % inkomensklasse ging
tussen 1950 – 1980 er 118 % op vooruit, na 1980 namen hun inkomens af met – 7 %.
De Top 1 % ging na 1980 275 % op vooruit! De rijkste 400 personen bezitten
evenveel als 150 miljoen Amerikanen met lagere inkomens. Concerns houden
wereldwijd $8000 miljard vast als 'cash', mede mogelijk gemaakt door ook
wereldwijde belastingontduiking, zoals de Panama Papers bewezen.
Intussen zijn schuldenbergen nog nooit zo hoog geweest met name in USA. Veel
mensen jubelen als de huizenprijzen weer toenemen, bewijs dat de crisis voorbij
is. Gevolg is wel dat met name starters en doorverhuizers naar duurdere
woningen extra hypotheekschulden aangaan. In Nederland is de totale
hypotheekschuld richting 100 % van BNP, in Amerika 80 % van BNP. Zoals gezegd
stagneerden lage en middeninkomens, waardoor steeds meer mensen leven op
creditcardschulden. Vlak voor de crisis – in 2007- was de totale
creditcardschuld van de Amerikanen 130 % van hun netto besteedbaar inkomen.
Stelt u zich voor een modaal gezin met $40.000 netto jaarlijks heeft dan een
schuld van $52.000. Vervolgens maken mensen steeds meer (grote) schulden door medische
kosten en voor studies.
'Wall Street' staat thans op 17.400 punten, het beleggingswalhalla heeft zich
dus goed hersteld. Maar ook hier vergeten zovelen dat het gaat om handel in
schulden zoals te zien bij de collateralised debt obligations, de
samengebundelde hypotheekschulden met huizenwaarden als onderpand. Een steeds
groter deel van welvaart en economische groei wordt afhankelijk van groei van
schulden i.p.v. concrete groei door productie van goederen en diensten. Big
Banking floreert weer door het meer verkopen van schulden dan ooit, hetzij in
de vorm van leningen, hetzij als beleggingsproducten. En renten van bijna nul
procent maken geld lenen gratis ook voor staten.
Bij wijze van vakantie- editie volgt een artikel over robotisering (wij werken
ook voor uw belastingen en premies!), juli 2016= Nieuwsbrief artikel nr. 97 en
over Piketty (beleggen is slimmer dan werken..), augustus 2016 = artikel nr. 98.