Eerst de onderste glazen vol!
Door Hans Goosen
Toch nog onverwachts liet Mark Rutte kort geleden weten aan Nederland,
dat hij afscheid zou nemen als premier, om daarna te vertellen, dat hij
zou aanblijven in een demissionair kabinet. Maar ja, dat is al eerder
gebeurd. En dat werd toen gevolgd door een langdurige periode van
formatie van een nieuw kabinet, waar hij weer het premierschap opeiste.
Alle problemen bleven toen tijdenlang liggen en de mensen die het hardst
steun nodig hadden van de overheid kwamen nog verder in de ellende.
Ook al heb ik hem, volgens mij, maar drie keer ontmoet in de afgelopen
twintig jaar, wil ik aan dat voorgenomen afscheid toch wat aandacht
besteden met wat kanttekeningen.
De eerste keer dat ik Mark Rutte ontmoette was bijna 20 jaar geleden,
het zal 2004 of 2005 zijn geweest op een bijeenkomst in Amsterdam, het
ging over onderwijs. Mijn belangstelling was gewekt, omdat ik als
burgerraadslid sociale zaken en onderwijs van de Gemeenteraad Rotterdam
veel met dat onderwerp te maken had. En ook als voorzitter van de FNV
afdeling Rotterdam.
Aan het eind van de bijeenkomst in Amsterdam kwam ik met een laat
dertiger in gesprek, die ik toen nog niet kende. Onvermijdelijk kwam
de economie en de armoede (mijn onderwerp) ter sprake. Ik vertelde wat
ik in de vakbeweging tegenkwam aan schrijnende armoede. Maar daar had
mijn gespreksgenoot wel een oplossing voor: “De oplossing is een
aantrekkende economie, dan sijpelt vanzelf de welvaart van boven naar
beneden door. Beschouw het als schuin opgestapelde lege glazen. Schenk
de bovenste in met champagne, dan lopen vanzelf de glazen daaronder ook
vol.”
Nu had ik naast de functies in de sociale beweging ook ervaring in het
bedrijfsleven. En wist uit de praktijk, hoe bepaalde praktijken vaak
door ondernemers toegepast worden. En wel in een idealistisch kader
waarin alleen de fundamenten van de micro-economie in onderwezen
worden: “vraag en aanbod”. Natuurlijk werden Mark Rutte en ik het niet
eens. Zijn ideologie en de mijn waren volstrekt verschillend, zodat we
afscheid namen met: “We zullen het nooit eens worden”. Het verschil
tussen “Met geld kan je alles kopen” en “Geld is de oorzaak van alle
kwaad”, is onoverbrugbaar.
Een paar maanden later, werd ik vanuit mijn functie als lid van de
Deelgemeenteraad Rotterdam Centrum voor de Stadspartij, uitgenodigd
bij het huwelijk van de voorzitter van die raad, Harald Bergmann.
Wat schutterig kwamen Mark Rutte en ik elkaar daar toevallig weer
tegen. Maar van beide kanten gaven we elkaar uiteraard een hand.
Harald Bergmann en Mark Rutte bleken vrienden te zijn binnen de VVD.
Bij de receptie in het Herenhuis (tegenwoordig Parquit) in het
Rotterdamse Park, was er tijd noch gelegenheid om een gesprek te
voeren. (Overigens Harald Bergmann is al geruime tijd burgemeester
van Middelburg).
Het heeft tot 19 mei 2016 geduurd, dat ik Rutte weer even aansprak.
Het was bij de afscheidsreceptie van FNV voorzitter Ton Heerts
(overigens tegenwoordig burgemeester van Apeldoorn) in een van de
zalen van station den Haag Centraal. Toen Mark Rutte voortijdig
naar zijn torentje terug moest, begon er een kort gesprek.
Het ging er, positief, over dat hij de gelegenheid had gegeven aan
mijn filmcollega’s van Ontbijt TV Rotterdam, Caroline Dijk en Paul
Hosek, om de mening van Rutte te filmen over de ideeën van Ronald
Waterman, die de basis heeft gelegd onder de Zandmotor. Een
natuurlijke manier om de kust van extra zand te voorzien, door de
stroming van het zeewater te gebruiken om met het zand de duinen
op te hogen. Caroline en Paul reisden met Ronalds Waterman een
groot stuk van de wereld over, Het is een prachtige film geworden,
“Waterman Files”, die ook enkele malen op de NOS te zien was.
In dit laatste gesprekje met Mark Rutte hebben we het maar niet
over politiek gehad, gelukkig maar.
Want de Rotterdamse Sociale Alliantie heeft zich voortdurend
verzet tegen het beleid van Mark Rutte, dat steeds meer armoede
en schulden onder de mensen veroorzaakt heeft. Vrij spel liet
voor allerlei financiële constructies om belasting te ontwijken.
En de kloof tussen rijk en arm deed voortduren en uitbreiden. De
armen onterecht en discriminerend liet vervolgen, zie alle
onrechtvaardigheid die mensen is aangedaan met ongekend onrecht.
En verder: De privatisering heeft ondertussen bewezen, dat het
geld vaak niet terecht komt, waarvoor het bedoeld is, waarbij
ook de ongehoord hoge beloningen van de top. De marktwerking
als model van gelijke kansen bestaat niet. De participatiewet,
is nooit over deelname aan de maatschappij gegaan, maar over
onterechte vervolging en uiteenrukken van gezinsverbanden.
Beste Mark, misschien zal je het ooit begrijpen, maar een
stabiele economie begint met het vullen van de onderste glazen.
Sociale klassen
door drs. Tjeerd de Boer
Voor economen is het begrip klasse niet moeilijk. Het gaat om de verdeling
van de bevolking over inkomens- en vermogensgroepen. Algemeen wordt het
inkomen en vermogen van personen in 10 % groepen of decielen ingedeeld. De
onderste 10 % groep bestaat uit personen met een inkomen tot eur 10.000.
Het gaat dan om het verzamelinkomen voor belastingen. Mensen in het
onderste deciel hebben een kleine baan, zijn student of zijn huisvrouw/ man.
Het volgende deciel betreft mensen met een minimumuitkering (ook AOW zonder
aanvulling) of een laag loon zoals vele flexwerkers. Hun verzamelinkomen zit
onder de 20.000 euro.
Het vierde deciel is interessant (tussen 30.000 - 40.000 euro) omdat het
hier de modale inkomensklassen betreft of wel het grootste deel van de
inkomens die in Nederland zijn verdiend of verkregen zit in deze
inkomensklasse. De bovenste 10 % betreft inkomens boven een ton per jaar. Je
zou deze inkomensklasse kunnen aanduiden als de elite, bestaande uit
directeuren, landelijke politici, topambtenaren, professoren en arts-
specialisten en natuurlijk geslaagde ondernemers, kunstenaars of sportmensen.
Het is onmogelijk om een complot binnen die elite te veronderstellen want
hoewel genoemde beroepsgroepen allen behoren tot de top 10 inkomensklasse,
vormen zij geen netwerk van ons-kent-ons zoals in de Rotary of
vrijmetselaarsloge.
Sociale klassen
Maart dit jaar publiceerde het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) het rapport
Eigentijdse ongelijkheid, over de postindustriële klassenstructuur op basis
van 4 typen kapitaal. Het SCP begint met economisch kapitaal, dat bestaat uit
inkomen en vermogen, opleidingsniveau en beroep. Economisch kapitaal is dus
niet zoals bij Marx het verschil tussen een klasse in bezit van de
productiemiddelen –de kapitalisten- en de arbeidersklasse die enkel arbeid
kan aanbieden als economisch kapitaal dat vaak genadeloos werd uitgebuit door
kapitalisten en kolonialen.
Het SCP onderscheid vervolgens klassenverschillen op grond van sociaal
kapitaal, of wel wie je kent, waar je bij hoort, en cultureel kapitaal (wie
je bent, je leefstijl). Deze indeling is afkomstig van de socioloog Bordieu
(1986). Het SCP voegde er in 2014 persoonlijk kapitaal aan toe in een toen
gestart project over verschillen in Nederland. Deze vorm van kapitaal
betreft o.a. je gezondheid, uiterlijk en zelfs je (voor-) naam. Mensen met
een niet- Westerse naam worden vaak gediscrimineerd zodat de kans dat zij
algemeen in een lage klasse terechtkomen, vrij groot blijft.
economisch kapitaal dat vaak genadeloos werd uitgebuit
Het onderzoek naar verschillen in Nederland
Is het resultaat van een even ingenieus als complex onderzoek door het SCP.
Voor het onderzoek zijn 6800 personen geïnterviewd en zijn hun gegeven
gekoppeld aan de ‘harde’ economische gegevens van het Centraal Bureau van
de Statistiek (CBS): inkomens en vermogens.
Bij sociaal kapitaal nadruk op het hebben van netwerken. Dat hoeft niet
ingewikkeld te zijn: een aannemer bevindt zich in een netwerk, om te
beginnen in de markt van aannemers, maar ook van bouwondernemers en
handelaren in materialen. Voor een Yuppie die nog niet veel verdient en
geen eigen vermogen nog heeft, is het beroepsnetwerk essentieel voor met
name toekomstig te verdienen economisch kapitaal. Voor de belegger:
Future Cash Flow Generation.
Het meten van cultureel kapitaal gebeurde op grond van kennis van de
Engelse taal en digitale vaardigheden. Het ging dus niet om deelname aan
culturele activiteiten, zoals concerten. Deze vorm van kapitaal is
namelijk steeds belangrijker geworden op de arbeidsmarkt, maar ook voor
ouderen die digitaal moeten bijblijven in een wereld van mijn Digid.
Persoonlijk kapitaal is om te beginnen iemands gezondheid en vitaliteit.
Arbeidsongeschikt zijn betekent direct terechtkomen in de inkomensklasse
van de minima. Maar ook uiterlijk en iemands voornaam kan belangrijk
zijn in de selectie of strijd om banen, posities en sociale stijging.
Tevens is belangrijk hoe iemand zijn plaats in de maatschappij of
beroepshiërarchie beleeft en op grond daarvan zich een persoonlijke
waarde toekent, van geslaagd tot en met ‘loser’.
Het meten van economisch kapitaal gebeurt op grond van eerdergenoemde
10 % groepen. Bij het meten van de overige vormen van kapitaal gebruikt
het SCP rangordeschalen (ordinaal meetniveau) van categorie nul t/m 10,
bijvoorbeeld om de variabele ‘tevredenheid’ te meten. Bij netwerken is
niet zozeer de omvang maar de nuttigheid ervan voor iemand essentieel,
niet alleen ter zake van het beroep maar ook op wie kan je vertrouwen
als je hulp nodig hebt.
arbeidsongeschikt zijn betekent direct terechtkomen in de inkomensklasse van de minima
7 sociale klassen
Je kan niet spreken van een strikte rangorde tussen de 7 klassen
maar wel van een drietal hogere klassen en een aantal lage klassen,
vaak dénigrerend aangeduid als de onderkant van de maatschappij. In
de nog aan te duiden klassen kan een yuppie hoog eindigen op basis
van genoemde vormen van kapitaal door met name zijn ‘bezit’ van een
belangrijk beroepsnetwerk.
De eerste ‘top’ klasse is van de Werkende Bovenlaag, 2.7 miljoen
personen = 19.9 % van de Nederlandse bevolking. Opvallend veel
zelfstandigen, het gemiddeld inkomen is 40.700 euro netto, hun
gemiddeld vermogen is 53.400 euro, meestal gebaseerd op de waarde
van hun koophuis. Een meerderheid (24 %) stemt VVD als Model van
Hardwerkend Nederland en vinden dat het slagen of falen in de
maatschappij veelal afhangt van persoonlijke inzet en dat de staat
niet te hulp moet komen maar mensen moet wijzen op hun
zelfredzaamheid. Gemiddelde leeftijd is 50 jaar.
Jonge Kansrijken,
bekend als Young Urban Professionals (yuppies), 1.2 miljoen
personen (8.6 %). Qua inkomen scoren ze nog niet hoog en qua
vermogen helemaal niet. Hun netto besteedbaar inkomen is 20.500
euro en opmerkelijk veel mensen in deze klasse zijn huurder
(>90 %) De term yuppie bestaat sinds begin jaren ’80, parallel
met de opkomst van het neoliberalisme. Ook toen verdienden vele
jonge professionals niet veel, ik kan me herinneren, zelf
omringd door yuppies in mijn baan als universitair onderzoeker,
dat velen toen graag een huis kochten, mede als statussymbool.
De yuppies van nu kunnen met hun inkomen de absurd
hoge koopsommen niet betalen. Gemiddelde leeftijd is 34 jaar.
Deze klasse scoort hoog op netwerk en cultureel kapitaal, de
meesten zijn optimistisch en gezond en hebben een goed beeld
van zichzelf en positie in de maatschappij. Ze stemmen op
progressieve partijen als GroenLinks, D66 of Volt. Ik neem aan
dat het doel van de meesten in deze klasse is het bereiken van
de klasse van de werkende bovenlaag.
De Rentenierende Bovenlaag, 1.7 miljoen personen, of wel 12.2 %
van de bevolking. Gemiddelde leeftijd 65 jaren scoren hoog op
vermogen (eigen huis) en inkomen (aanvullend pensioen). 20 %
van deze klasse heeft een vrij beschikbaar vermogen van meer
dan 5 ton. Hun netwerken, cultureel en persoonlijk kapitaal
staan onder druk door afnemende vitaliteit en gezondheid.
Belangrijk is een netwerk waarvan zij gebruik kunnen maken voor
zorg en ondersteuning, b.v. op digitaal gebied.
Werkende middengroep, bekend als de middenklasse. Relatief jong
(41 jaar), 3.4 miljoen personen (25 %) en met een gemiddeld
inkomen van 32.400 euro netto en een vermogen van 21.400. 90 %
heeft een koopwoning en 66 % heeft een vaste baan. Vreemd
genoeg rekent het SCP ook studenten tot deze klasse, vaak wordt
gezegd dat studeren geen ‘werk’ is, laat staan betaald.
de yuppies van nu kunnen de absurd hoge koopsommen niet betalen
Laag opgeleide gepensioneerden, gemiddeld 67 jaar en 75 %
laagopgeleid. Het betreft 2.5 miljoen personen (18.1 %) met een matige
tot slechte gezondheid. Sociaal en cultureel kapitaal zijn beperkt.
Wel relatief hoog netto inkomen (25.300) en vermogen door huisbezit.
De helft beschikt over een vrij vermogen tussen 50.000 en 5 ton.
Opvallend veel mensen in deze klasse stemt PvDA.
Onzekere Werkenden. 1.4 miljoen personen (10 %), gemiddeld 44
jaar oud en met gemiddeld netto inkomen van 17.000 euro. 18 % heeft
een vaste baan, 17 % tijdelijke contracten en 20 % is werkloos. 16 %
is hoogopgeleid maar de meeste mensen in deze klasse werken in
laagbetaalde dienstenbanen zoals de koeriers, de horeca of
distributiecentra. Stemmen vaak rechts populistisch of niet en een
groot deel van deze klasse (33%) heeft een migratie achtergrond. Hun
netwerken zijn beperkt.
Het precariaat, 860.000 personen (6.3 % van bevolking), gemiddeld 65
jaar oud, 80 % met pensioen, de overigen met een uitkering en grote
afstand tot de arbeidsmarkt. 45 % heeft alleen basisonderwijs gehad.
Gemiddeld netto inkomen 17.500, hebben weinig vermogen maar ook weinig
schulden. De helft van deze klasse is alleenstaand, 61 % is vrouw.
Scoren laag op sociaal en cultureel kapitaal en gezondheid (veel
obesitas), en hebben een lage dunk van zichzelf. Een wijkende sociale
klasse, als de rentenierende klasse, wegens ouderdom en gebreken.
Indien grote nadruk op zelfredzaamheid, kunnen mensen in het
precariaat in grote moeilijkheden komen omdat zij een ondersteunend
netwerk missen en juist meer dan de andere klassen afhankelijk zijn
van de overheid.
Een beoordeling van het onderzoek
Een aantal Nederlandse sociologen (Van der Waal, Houtman) vinden het
onderzoek te inventariserend en te weinig ingaat op waarom vragen m.b.t.
sociale ongelijkheid. Ze bedoelen meer onderzoek naar oorzaken van
klassenvorming. Er is dus meer fundamenteel sociologisch onderzoek
nodig, zoals door het SCP. Maar een sterke kant van dit onderzoek is een
meerdimensionale benadering van ongelijkheid, zoals het SCP het
aanduidde.
Mogelijk is het inventariseren van het probleemveld ook een sterke kant
van het onderzoek op weg naar fundamenteler onderzoek. Uiteraard kan ik
dat niet beoordelen, het is mijn vak niet, maar als in zovele
wetenschappen worden vanuit een theorie vermoedens afgeleid over
samenhangen tussen variabelen en clusters van variabelen. Vervolgens
worden die vermoedens getoetst aan de realiteit en kunnen samenhangen
tussen variabelen worden berekend (correlaties, clusteranalyse e.a.).
Ik kan wel beoordelen dat het zeer complex sociologisch onderzoek zal
zijn om meerdere oorzaken, vaak in samenhang, vast te stellen die
hebben geleid tot klassenverschillen als genoemd in het rapport.
een sterke kant van dit onderzoek is een meerdimensionale benadering
Ook beleid om klassenverschillen te verminderen zal moeilijk en complex
zijn. Algemene maatregelen zoals toeslagen voor doelgroepen zoals ouderen
veranderen klassenverschillen niet. Kort gezegd is een integrale aanpak
nodig: om mensen in een moeilijke maatschappelijke situatie te helpen is
niet alleen verbetering van economisch kapitaal genoeg. Alle vormen van
kapitaal moeten worden verbeterd, vaak om te beginnen met gezondheid,
daarna verbetering van sociaal en cultureel kapitaal zodat tenslotte
iemand in staat is om betaald werk te verrichten.
Kan het ontbreken van beleid om structurele klassenverschillen te
veranderen bedreigend worden voor de maatschappelijk orde? De rellen in
Frankrijk vormen het bewijs, maar die rellen zijn niet veroorzaakt door
klassenverschillen, bijvoorbeeld dat woedende armen in opstand komen
tegen de rijken en gericht symbolen vernielen van de elite zoals dure
winkels en restaurants. Hét grote probleem o.a. in Frankrijk dat er een
gettoklasse is ontstaan, geïsoleerd van de rest van de maatschappij. Ze
worden gezien als paria’s of ongedierte die hard worden aangepakt door
de politie en andere overheidsorganen. Zolang de politiek eerder op ze
inslaat dan helpt, kan het gevaar van rellen decennialang doorgaan,
van generatie op generatie.
Ik moest even wennen aan de klassenindeling en zou bij precariaat alle
mensen rekenen met grote bestaansonzekerheid. Dus ook onzekere
werkenden en allen met lage inkomens. Intussen is een rapport
verschenen over bestaansonzekerheid en stel dat in m’n volgende artikel
aan de orde.
Uitbuiting uitkeringsgerechtigden niet langer onder de radar
door Maureen van der Pligt (FNV)
Bedrijven die uitkeringsgerechtigden zonder loon laten werken, komen
daar niet langer ongezien mee weg. Dat is het gevolg van de uitspraak
in een rechtszaak die de FNV tegen de gemeente Groningen had
aangespannen. Daarin eiste de vakbond dat de gemeente de namen
aanlevert van bedrijven die deze vorm van uitbuiting mogelijk maken.
De rechter geeft de vakbond daarin gelijk. ‘Dit is een historische
uitspraak’, zegt Maureen van der Pligt, bestuurder FNV
Uitkeringsgerechtigden. ‘Met deze jurisprudentie in de hand kunnen
wij soortgelijke praktijken overal in Nederland gaan aanpakken. We
gaan er vanuit dat de rechter ons dan weer in het gelijk stelt.’
De gemeente Groningen liet mensen in de bijstand een half jaar werken
bij allerlei bedrijven. De werkgever betaalde daarvoor in totaal
€12,50 per uur, maar de uitkeringsgerechtigde kreeg daar maar €2,-
euro per uur van. De rest van het geld werd verdeeld tussen de
gemeente en het projectbureau Schakelkans. Volgens de FNV wordt er op
deze manier geld verdiend over de ruggen van uitkeringsgerechtigden.
‘Die mensen zijn goedkope arbeidskrachten in een verdienmodel voor
werkgevers en een gemeente zoals Groningen’, zegt Van der Pligt
daarover.
werken voor twee euro per uur
Namen
De FNV wilde graag de namen van de bedrijven die de mensen volgens
deze constructie zonder loon lieten werken. Van der Pligt: ‘Wij willen
graag met deze bedrijven en hun eventuele ondernemingsraden in
gesprek om ervoor te zorgen dat werkgevers niet langer met dit soort
bureautjes in zee gaan, maar mensen een echte kans bieden op een
betaalde baan. Een baan met een cao of minimumloon en dus niet voor
€2,- per uur.’
Landelijke gevolgen
De FNV stuurde verschillende zogeheten ‘woo-verzoeken’, om antwoord
te krijgen op vragen die de vakbond had. De gemeente Groningen hield
echter jarenlang de lippen stijf op elkaar. De vakbond stapte daarop
dus naar de rechter en met succes. Groningen heeft de namen inmiddels
bekend gemaakt aan de vakbond. Formeel zou voor elke nieuwe zaak weer
een stap naar de rechter gemaakt moeten worden, maar de kans dat de
FNV dan weer in het gelijk wordt gesteld is groot omdat er nu een
uitspraak ligt. ‘Hiermee kunnen we dus andere soortgelijke
constructies overal in het land aan gaan pakken’, aldus FNV-bestuurder
Van der Pligt.
‘Deze vorm van uitbuiting moeten we niet willen in Nederland.’