Kiezen voor verandering
door Adriana Rollingswier
Nederland gaat weer stemmen en dat is nu nog belangrijker dan gewoonlijk,
omdat we een demissionair kabinet hebben. De ministers hebben hun ontslag
aan de koning aangeboden. Zij kunnen alleen de lopende zaken behartigen
en geen belangrijke besluiten meer nemen. Zij zijn afgetreden nadat zij
de wind van voren hadden gekregen over de toeslagenaffaire.
‘De politiek’
is het er met elkaar over eens; ‘het’ moet allemaal anders worden. Maar
wordt het ‘oude wijn in nieuwe zakken’, wordt de boel alleen anders
gepresenteerd en verandert er eigenlijk wezenlijk niets? Of gaat er
daadwerkelijk iets veranderen. Dat ligt aan ons, aan ons eigen stemgedrag.
Er is hard ‘geknokt’ voor onze kieswet
Onze democratie wordt gewaarborgd door de constitutie, de grondwet, waarin
de rechten van burgers en de regels voor de Nederlandse staatsinrichting
vast zijn gelegd. De belangrijkste wet van onze grondwet, is de kieswet.
De wet waarin vastgelegd is dat wij, het volk, het recht hebben onze
volksvertegenwoordigers te kiezen en het recht hebben zelf gekozen te
kunnen worden. En dat in alle vrijheid. Maar onze kieswet kwam er niet
vanzelf. Daar is hard voor ‘geknokt’.
Franse grondwet was zo gek nog niet
Nederland was van 1795 tot 1813 bezet door Frankrijk. In 1798 voerden de
Fransen hier de ‘Staatsregeling voor het Bataafsche Volk’ in. Dat was
eigenlijk onze ‘oer’ grondwet, met maar liefst 308 wetsartikelen. Daarin
stonden ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’, de beginselen van de Franse
revolutie, voorop. Hiermee legde Frankrijk als het ware het fundament van
de Nederlandse rechtsstaat. Dat deze Franse ‘oer’ grondwet nog zo gek niet
was blijkt wel uit het feit dat van de 23 grondrechten in onze huidige
grondwet, er 21 daar al, in de een of andere vorm, in voorkwamen.
‘Staatsregeling voor het Bataafsche Volk’
Ministers hadden nauwelijks iets te zeggen
Kort na het einde van het Franse bewind werd Nederland een koninkrijk. In
1814 kwam er een nieuwe grondwet tot stand. In deze grondwet kreeg koning
Willem I van Oranje-Nassau wel erg veel macht toebedeeld. Hij bepaalde wat
er gebeurde in het land. Zelfs de ministers hadden nauwelijks iets te
zeggen. Er kwamen steeds meer mensen die vonden dat het parlement meer
macht moest krijgen en de koning minder. Er kwamen een aantal herzieningen,
maar alles bleef grotendeels hetzelfde.
De koning geeft toe uit angst voor revolutie
In 1848 braken er in verschillende landen in Europa revoluties en rellen
uit. Ook in Nederland braken op verscheidene plaatsen rellen uit. De mensen
waren de ongelijkheid en de armoede meer dan zat. De koning was bang dat er
ook hier een revolutie uit zou breken en gaf toe aan de eisen voor een
nieuwe grondwet. Thorbecke kreeg de opdracht om deze te ontwerpen. Het
parlement kreeg meer invloed en werd sindsdien rechtstreeks gekozen. De
ministers werden afhankelijk van de medewerking van het parlement. De macht
van de koning werd ingeperkt, maar hij kon zich in zekere mate nog steeds met
de regering bemoeien. Sinds 1868, na een aantal conflicten (tussen de koning,
ministers en parlement) bemoeit de koning zich helemaal niet meer met
staatszaken. Daarmee werd Nederland een constitutionele parlementaire
monarchie. De koning staat dan wel aan het hoofd van het land, is onschendbaar
en kan nooit ter verantwoording worden geroepen, maar hij moet zich ook netjes
houden aan onze grondwet.
Kiesrecht alleen voor rijke mannen
Van het kiesrecht zoals we die nu kennen was in 1868 nog geen sprake. Eerst was
het kiesrecht slechts voorbehouden aan een zeer select gezelschap; mannen van
boven de 23 jaar die rijk genoeg waren om een heel hoog bedrag aan belastingen
te betalen. Dat heet het censuskiesrecht oftewel belastingkiesrecht. Er volgden
hierna nog enkele grondwetsherzieningen. Zoals het attributief kiesrecht, op
basis van ‘welstand en kentekenen van geschiktheid’. Waarmee het betalen van
huur ook voor kiesrecht kon zorgen, maar dit nog steeds exclusief voor mannen.
In 1917 werd het algemeen mannenkiesrecht ingevoerd en in 1919 kregen vrouwen
kiesrecht. Pas bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1922 konden alle burgers,
rijk en arm, vrouw en man gebruik maken van hun kiesrecht en werd Nederland een
echte democratie.
In 1919 kregen vrouwen kiesrecht.
Veel keuze maakt kiezen er niet makkelijker op
Het is natuurlijk onmogelijk om alle inwoners van ons land bij elkaar te roepen
voor een bestuurlijke vergadering. Daarom hebben wij in Nederland gekozen voor
een vertegenwoordigende of representatieve democratie. Wij hebben de macht
overgedragen aan volksvertegenwoordigers en laten het besturen van het land aan
hen over. Dit jaar kunnen we maar liefst kiezen uit een record aantal van 37
politieke partijen. Zoveel keuzemogelijkheden maakt het kiezen er niet
makkelijker op.
Heeft u zich misschien wel eens afgevraagd waar dat ‘links en rechts’ eigenlijk
vandaan komt? Wel, dit hebben we ook te danken aan de Fransen. Het ontstond na
de Franse Revolutie tijdens de eerste wetgevende vergadering van het parlement.
De vertegenwoordigers, die een grondige verandering wilden, de progressieven,
zaten links in de ruimte. De vertegenwoordigers die absoluut alles bij het oude
wilden laten, de conservatieven, zaten rechts. Tegenwoordig worden ‘rechts’ en
‘links’ nog steeds gebruikt om de kiezers meer duidelijkheid te bieden.
Geprikkeld wordern om voor zichzelf te gaan beginnen.
Rechts wordt linkser
Was het maar zo duidelijk. Kon je altijd maar volledig achter alle standpunten
van een rechtse of linkse politieke partij staan. Soms ben je het grotendeels
eens met hun standpunten maar is er, of zijn er, ook standpunten waar je jezelf
helemaal niet in terug kunt vinden. Politici zijn het ook niet altijd met alle
standpunten van rechts of links eens. Daarom komt het voor dat het ene standpunt
van de partij conservatief is en het andere standpunt juist weer progressief. De
laatste jaren zijn er steeds meer overeenkomsten tussen de linkse en rechtse
partijen gekomen. Als voorbeeld: bijna alle partijen vinden momenteel dat er meer
inkomensgelijkheid moet komen. Dit is bij uitstek een links standpunt en dat
betekent dus dat rechts linkser wordt. Op sociaal- economische standpunten
groeien de politieke partijen dan wel langzaam naar elkaar toe. Maar op culturele
standpunten, zoals bijvoorbeeld de, migratie, de sceptische houding jegens Europa,
de woningnood en het klimaatbeleid speelt dit in veel mindere mate. Hoe dan ook,
het kan helemaal geen kwaad om de boel eens op te frissen over waar ‘rechts’ en
‘links’ in de basis voor staan.
‘Rechts’
‘Rechts’ staat voor conservatieve ideeën en behoudsgezindheid. De rechtse partijen
staan voor duidelijke structuren en sterk leiderschap. Zij willen de overheidsrol
beperkt houden en willen dat de overheid zich zo weinig mogelijk bemoeit met de
persoonlijke en economische vrijheid van de burgers. Iedereen moet zichzelf redden
in de samenleving. De rol van de overheid ligt meer in het beschermen van de
vrijheid. Zij staan open voor het privatiseren van overheidsdiensten en
staatsbedrijven. Zij willen zoveel mogelijk over laten aan particuliere
initiatieven. Gedacht wordt dat de winst bij particuliere bedrijven veel groter is
dan bij staatsbedrijven. Zij denken dat bij meer inkomensgelijkheid de mensen niet
meer geprikkeld worden om ‘voor zichzelf te gaan beginnen’, om een zaak op te
richten. Zij vinden vooral dat hard werken beloond moet worden en dat concurrentie
mensen aanmoedigt om nog harder te gaan werken. Zij zijn grote voorstander van het
invoeren van belastingverlagingen en staan achter het voeren van een
bezuinigingsbeleid. Zij plaatsen het individu boven de maatschappij.
‘Links’
‘Links’ staat voor progressieve, vooruitstrevende ideeën. Met vooruitgang en
vernieuwing. Zij zijn voorstander van een verzorgingsstaat. Zij vinden dat de
overheid zijn verantwoordelijkheid moet nemen en zoveel mogelijk zorg moet dragen
voor de zwakkeren en de minderheden in onze maatschappij. De linkse partijen willen
juist dat de overheid een grote rol speelt in onze maatschappij en een groot aandeel
heeft in grote bedrijven. De winst die daar uit voortvloeit kan dan gebruikt worden
om de inkomens gelijk te trekken. Zij staan voor gelijkwaardigheid van alle burgers
met een zo klein mogelijke kloof tussen arm en rijk. Om deze sociale zekerheid te
bekostigen, zullen linkse partijen eerder kiezen voor belastingverhogingen dan
bezuinigingen. En bij bezuinigingen streven zij, om de verschillen tussen arm en
rijk te verkleinen, naar een spreiding van de lasten over de hele bevolking (dus ook
de multinationals en vermogenden). Zij stellen een groep boven het individu.
En vergeet niet dat ook u een bijdrage kunt leveren tot verandering.
Er is in het verleden hard ‘geknokt’ om te mogen stemmen. Een politieke partij vinden
waar u geheel achter staat is misschien niet zo makkelijk. Laat uw stem toch niet
verloren gaan! En vergeet niet dat ook u een bijdrage kunt leveren tot verandering.
Dat ook uw stemt meetelt zodat ‘het’ allemaal anders kan worden.
Kiezer. kijker en klant: Wie heeft de macht in dit land?
door Tjeerd de Boer
Maart is een (k)wispelturige periode als het om het weer gaat. Maar geldt
dat dezer dagen ook voor de kiezers? Blijf je thuis omdat de VVD van
Rutte toch weer de grootste wordt, of gaan we als kiezers naar de stembus
om dat maximaal te voorkomen?
Het zal moeilijk worden gegeven de
populariteit van Rutte als Corona Crisis Manager maar vooral als een soort
suikeroom die tot nu toe 75 miljard extra heeft uitgegeven aan
steunmaatregelen aan bedrijven, werknemers in getroffen sectoren en
zzp-ers.
Mark ‘Keynes ’Rutte ?
Hoeveel kiezers kunnen het nog volgen, 10 jaar kabinetten Rutte als
kampioen van de Austerity of wel de bekende bezuinigingsideologie. En nu
als Keynes Rutte geld losmaken als of hij aan de geldpers staat. Intussen
kan iedereen de gevolgen zien -dankzij de coronacrisis- van het
platbezuinigen van de collectieve sector. Overal in die sector
personeelstekorten met alle gevolgen van dien, zoals geklungel bij de
GGD-en, snelle overbelasting van de intensieve zorg en onbevoegden die het
lerarentekort moeten opvullen. Het kaalschrapen van de sociale zekerheid
valt des te meer op als je naar de toestroom van voedselbanken en de
schuldhulpverlening kijkt.
Een tweedeling in de maatschappij die zich verder verscherpte met name door
leerachterstanden bij kansarme kinderen maar ook algemeen werden de rijken
nóg rijker dan ooit tevoren (zie gegevens Oxfam-Novib). Jeff Bezos
(Amazon.com) en Elon Musk (Tesla) naderen een persoonlijk vermogen van $200
miljard, de top 1 % in USA bezit evenveel als de onderste 50 % van de
bevolking. Intussen wordt verwacht wereldwijd dat minimaal 0,5 miljard
mensen extra in armoede terechtkomen door de coronacrisis, o.a. door het
wegvallen van toerisme.
Top 1 % USA heeft evenveel als de onderste 50 %.
Je zou op grond van 10 jaar Rutte kunnen vermoeden dat het animo om VVD te
stemmen niet groot is bij een groot aantal burgers. Bijvoorbeeld de 1 miljoen
zzp-ers en ondernemers uit het midden- en kleinbedrijf die ondanks
steunmaatregelen hun spaarreserves nu hebben opgemaakt en meer gediend zijn
van snelle vaccinaties dan oeverloos gepraat over corona maatregelen. Een
toenemend (kiezers-) publiek dat moe is van de verwarring over die
maatregelen. En een publiek dat verontwaardigd of verbaasd heeft vernomen hoe
hardvochtig de overheid kan optreden naar burgers, zoals in de Toeslagen
Affaire en de mislukte Participatiewet. Burgers in gemeenten die hun
belastingen verhogen omdat het Rijk ze heeft afgeknepen. Werknemers in de
zorg en onderwijs die jarenlang vergeefs om meer personeel vroegen. En
opnieuw burgers in gemeenten die hun door het Rijk gedecentraliseerde taken
zoals WMO zorg en de Participatiewet niet naar behoren kunnen doen wegens
bezuinigingen, waardoor mensen in de knel komen (bv. Jeugdzorg).
Is de neoliberale ideologie op zijn retour?
Bij de IMF en Wereldbank is inderdaad een verwijdering te zien van het
neoliberale denken en adviseren beide organisaties niet te bezuinigen in een
crisis. Door Piketty krijgt ongelijkheid meer aandacht, als ook topeconomen
als Stiglitz en Krugman, beiden al jaren critici op de neoliberale economie.
Moeilijker is in te schatten of de neoliberale ideologie op zijn retour is
in de maatschappij. Als je de peilingen volgt met de VVD als grootste partij
zou je zeggen van niet. Of heeft de VVD afstand genomen van de neoliberale
ideologie?
Als je kijkt naar de toch verrassende omslag van Bezuinigen naar Besteden
door Rutte kan je stellen dat zijn beleid diametraal staat op een kernpunt
van de neoliberale leer, namelijk zo min mogelijk staatsuitgaven en maximaal
bezuinigen op de collectieve sector, hoe dan ook, ook als het goed gaat met
de economie. Een minimale staat dus als streefpunt van neoliberalen, een
visie zowaar!
Heeft de VVD afstand genomen van de neoliberale
ideologie?
Ook bezwaren en angsten bij een toenemende staatsschuld en tekorten op de
lopende rekening van 10 % leken als sneeuw voor de zon verdwenen toen kabinet
Rutte snel handelde tegen de te vrezen economische instorting als gevolg van
een externe schok, namelijk de coronapandemie. Maar Rutte heeft geen tijd als
ik wel om zich af te vragen hoe hoog een staatschuld mag zijn. Bovendien hoeft
hij er geen zorgen over te hebben bij een staatsschuld van iets meer dan 60 %
van BNP. In Italië nam de staatsschuld toe van 135 % richting 160 % BNP,
Griekenland blijft hangen op 175 % en ook in de USA zal de staatsschuld van
100 % (erfenis van Trump wegens belastingverlagingen) toenemen tot 135 % BNP,
Japan blijft recordhouder met 200 % BNP.
Over staatsschulden.
Door de coronacrisis heb ik vraag over hoe hoog kan een staatsschuld worden
zonder een last te zijn voor volgende generaties ook open gelaten. Zoals eerder
opgemerkt in m’n financiële artikelen maakt het veel uit of de overheid van een
land in het krijt staat bij de eigen bevolking, of wel dat die bevolking
eigenaar is van staatsaandelen door er spaargeld in te steken (Italië) of dat
binnenlandse beleggers als pensioensfondsen en bedrijven in bezit zijn van
staatsaandelen (Japan). Deze landen kunnen een relatief hoge staatschuld dragen-
meer dan de 60 % BNP die de EU eist van lidstaten of de maximale 90 % die
Reinhart en Rogoff (2011) stelden voor ontwikkelde landen- omdat die
staatsschuld niet in handen is van buitenlandse beleggers.
Nederland hoeft de komende jaren niets te vrezen te hebben
van de toegenomen staatsschuld
Op dit moment lees ik een boek van Stephanie Kelton, econoom bij de Amerikaanse
Senaat, die beweert dat staatsschulden geheel geen gevaar opleveren voor de
toekomst van een economie (The deficit myth, 2020). Een aantal beweringen van
haar druisen in tegen de ook bij mij gangbare opvattingen over staatsschulden,
daarover later meer, want ik zie een gevaar bij alle staatsschulden bij landen
die actief zijn op internationale kapitaalmarkten. Wat veel mensen niet weten
-ik neem aan ook politici- is dat staten aldus afhankelijk zijn geworden van de
macht van internationale beleggersmarkten. (zie Gerald Davis: Managed by the
markets, 2009 en Big Banking, Nieuwsbrief nr. 95). Landen met maatschappelijke
onrust, instabiele regeringen en matig functionerende banken en bedrijven zijn
voor beleggers reden om een hogere risicopremie te vragen. Concreet wordt het
voor een land duurder om te lenen op internationale kapitaalmarkten en in geval
een staat in gebreke blijft kan verbanning van die kapitaalmarkten volgen. Dat
overkwam Griekenland in 1826 dat daarna 50 jaar werd verbannen van de
internationale kapitaalmarkten, en bijna na 2008.
Nederland hoeft de komende jaren niets te vrezen hebben van de toegenomen
staatsschuld omdat zelfs lange termijn leningen tegen negatieve rente worden
doorgerold. De Amerikaanse staatsschuld kan wel een probleem worden, mede door
maatschappelijke en politieke onrust en nieuwe bubbels op Wall Street. Hoewel de
dollar nog steeds de grote wereldreservemunt is en het aankopen van
staatsaandelen (US Bonds) een veilige vluchtroute is voor beleggers, zijn steeds
meer landen als beleggers op zoek naar alternatieven voor genoemde keuzen zoals
het ruilen van dollars voor euro’s.
Tot nu toe kan de Amerikaanse overheid onbeperkt dollars bijmaken zonder gevaar
van prijsinflatie en devaluatie zolang de vraag naar dollars groot blijft. Maar
zodra dit systeem hapert en de waarde van de dollar scherp daalt, wordt de
Amerikaanse staatsschuld een groot probleem.
De verkiezingen.
Sinds een jaar verschuiven de meeste partijen naar links, zelfs de VVD wil
verhoging van het minimumloon. De 3 ‘grotere’ linkse partijen SP, PvdA en
GroenLinks profiteren echter niet van deze trend. Uit maatschappelijke onderzoeken
(Sociologie, Rutte!) blijkt een meerderheid van de burgers voorstander voor meer
overheidsregulering van het marktkapitalisme, het beperken van de steeds
toenemende ongelijkheid van inkomens en vermogens, het belasten van concerns, meer
klimaatmaatregelen en verhoging van het minimumloon en uitkeringen (niet bij de
VVD). Kortom tijd voor een progressieve agenda of wordt de burger teleurgesteld
als kiezer? In de verkiezingsprogramma’s van de meeste niet rechtse partijen wordt
weinig prioriteit gegeven aan armoedebestrijding. Hier en daar wordt een
basisinkomen voorgesteld, zonder onderbouwing door economische gegevens of
doorberekening door het CPB zoals ooit (1991) van het Plan Elswijk. Zodra de
pandemie onder controle is, mogelijk zomer 2021 en steunmaatregelen worden
afgebouwd, zullen heel wat ondernemers uit midden en kleinbedrijf en Zogenaamd
Zelfstandig Personeel alsnog een bijstandsuitkering moeten aanvragen. Als bijstand
synoniem blijft aan armoede, neemt de ‘armoedegraad’ in Nederland dus fors toe maar
ook de maatschappelijke urgentie van dit probleem.
De 3 ‘grotere’ linkse partijen SP, PvdA en
GroenLinks profiteren echter niet van deze trend.
Hoewel ik geen voorstander ben van ideologieën zoals uiteraard de neoliberale
ideologie omdat ideologieën al te vaak hebben geleid tot een tunnelvisie,
intolerantie naar andersdenkenden en zelfs tot diktaturen, is het wel nodig om een
toekomstvisie te hebben over economie en maatschappij. Volgens Rutte moet je voor
een visie naar de oogarts, bij andere partijen ontbreekt echter ook de stip aan de
horizon. Onze populistische partijen willen terug naar een verleden van het Echte
Holland wat mogelijk nog moeilijker is dan het streven naar een toekomstige utopie
zoals Robotopia.
De VVD van Rutte blijft in hoofdlijnen aanhanger van de neoliberale visie, maar wat
betreft Rutte die vorig jaar brak met een centraal onderdeel van die visie, namelijk
De Bezuinigingen? Het gaat mij te ver om Rutte een linkse neoliberaal te noemen!
Verkiezingsdebat Kies voor Wonen
Op 3 maart gaan kandidaat Kamerleden in debat over de toekomst van
wonen in Nederland. Hoe zorgen we dat huren betaalbaar wordt? Hoe
pakken we het tekort van 330.000 woningen aan? Waar moet er worden
gebouwd? Hoe werken we de lange wachttijden voor sociale huur weg?
De wooncrisis is na de coronacrisis hét thema bij de verkiezingen.
Alle reden dus voor kandidaat Kamerleden van politieke partijen om
in debat te gaan over hoe we de wooncrisis gaan oplossen.
Volg het debat live
Het debat wordt georganiseerd door Aedes en de Woonbond. Wil je het
debat (dat op 3 maart tussen 15:30 en 17:30 zal plaatsvinden)
volgen? Dat kan via deze livestream op YouTube(externe link).
Aanwezige kandidaat-Kamerleden
De kandidaten die met elkaar in debat gaan zijn: Sandra Beckerman
(SP), Roelof Bisschop (SGP), Liane den Haan (50PLUS), Wybren van
Haga (FvD), Rob Jetten (D66), Daniel Koerhuis (VVD), Henk Nijboer
(PvdA), Paul Smeulders (GroenLinks), Julius Terpstra (CDA) en de
Partij voor de Dieren (woordvoerder n.n.b.).
Doe het Woonkieskompas
Nu al benieuwd wat partijen van plan zijn op het gebied van wonen?
Samen met het Kieskompas, Vereniging Eigen Huis en Aedes maakten
wij het Woonkieskompas(externe link). Aan de hand van stellingen
kun je zien welke partij het beste past bij jouw eigen standpunten
over wonen en leefomgeving.