Vermogens
door Tjeerd de Boer
Elk jaar, als de wereldelite bijeenkomt in Davos, publiceert Oxfam Novib
cijfers over topvermogens. Het gaat om de vermogens van de rijksten,
vergeleken met het totale vermogen van de onderste helft van de
wereldbevolking. In 2015 hadden de rijkste 62 personen evenveel vermogen
als die onderste helft van de wereldbevolking, in 2016 ging het om 8
personen, in 2018 toename tot 26 personen. Gevolg van een lichte crisis
op de beurzen, totale waardedaling op Wall Street – 8% in 2018. Vermogen
heeft dus vooral betrekking op het bezit van financiële producten,
onroerend goed en overige producten van waarde die als belegging kunnen
dienen, zoals kunstvoorwerpen.
Inkomensverdeling. Was ooit mijn afstudeeronderwerp. Er zijn 3
manieren om inkomensverdelingen te meten. Gebruikelijk is de verdeling
van bruto inkomens door arbeid of ondernemingen te nemen, aangeduid
als primaire inkomensverdeling. De som van alle bruto inkomens is het
Bruto Nationaal Product dat gelijk is aan de optelsom van alle bruto
toegevoegde waarden van ondernemingen en overheid. Een secundaire
inkomensverdeling is het resultaat van belasting- en premieheffing op
bruto inkomens. Het gaat dan om netto inkomens of winsten uit
onderneming. Tenslotte is sprake van tertiaire inkomensverdeling door
stelsels van sociale zekerheid die je kan aanduiden als stelsels van
inkomens- herverdeling.
In Nederland is het laagste bruto inkomen eur 15.000 (bijstandsniveau),
het modale inkomen is nu eur 37.000, dat is de grootste inkomensklasse.
Bij inkomensverdelingen worden 10 % groepen vastgesteld. Stel dat de
onderste 10 % groep ook 10 % van het totale inkomen heeft, enzovoorts,
dan is sprake van totale inkomensgelijkheid. De Gini coëfficiënt
waarmee inkomensongelijkheid wordt gemeten, is dan nul. Nederland is
met een coëfficiënt van 0.3 een land met een relatief geringe
inkomensongelijkheid, vergelijkbaar met Scandinavische landen,
Duitsland en Frankrijk. De USA, bekend van een grote
inkomensongelijkheid, scoren 0.47 aldus Stiglitz. In vele
ontwikkelingslanden is de ongelijkheid het grootst met Gini
coëfficiënten van boven 0.6
Concrete cijfers: 80 % van de Nederlanders verdient tussen 15.000 en
75.000 bruto. Ruim 150.000 mensen verdienen meer dan een ton. Een
paar honderd mensen verdient meer dan een miljoen per jaar, zoals
bestuursvoorzitters van concerns, topsporters en topartiesten. Hier
heeft Piketty gelijk met zijn 1 % regel voor topinkomens. En de
grootverdieners gingen er fors op vooruit: in 1970 was het
gemiddelde toptarief van inkomstenbelasting binnen de rijke (OECD)
landen nog 72 %, thans is dat 38 % gemiddeld op inkomens boven
eur 75.000.
Vermogensontwikkeling. Werken is voor de dommen. Nou
zal ik dit niet willen beweren voor allen die graag hun beroep of
roeping uitoefenen en daarvoor een redelijk goed inkomen verdienen.
De bewering wordt wel waar als je puissant rijk wilt worden en
Piketty hebt begrepen: inkomens uit arbeid of winsten in midden- en
kleinbedrijf leveren veel minder op dan inkomens uit vermogen. En
bij vermogens moet je niet denken aan kapitaal in Marx' betekenis
van bezit van productiemiddelen maar aan bezit van
beleggingsproducten en vastgoed. En als aangeduid in eerdere
artikelen over de financiële wereldmarkten gaat het bij vermogens
om een stratosfeer waarin multimiljoenen en zelfs miljarden per
jaar kunnen worden verdiend. Jeff Bezos van Amazon is thans de
rijkste mens op aarde met ruim $ 112 miljard in bezit, in 2016 was
hij nog 'slechts' $ 42 miljard waard.
Voor vermogen hoeft vaak niet eens gewerkt te worden omdat het een
kwestie van erven is. In Nederland werd 75 % van nagelaten waarde
geërfd door slechts 20 % van alle erfgenamen. Vaak betrof de
erfenis een bedrijf met beursnotering zoals Heineken, zodat de
rijkdom wordt bepaald door de beleggingswaarde i.p.v. de waarde
van het productiekapitaal. Qua vermogensongelijkheid scoort
Nederland hoog met een Gini coëffiënt van 0.8 en komt daarmee
overeen met de USA en Engeland. Dit cijfer wordt wel bestreden
omdat rekening gehouden moet worden met het enorme vermogen dat
Nederland heeft opgebouwd met zijn pensioenstelsel t.w.v. eur
1460 miljard (CBS, 2018). Intussen wordt de gewone (hard-)
werkende Nederlander ook meer vermogend, 60 % van de
Nederlanders heeft een koophuis, waarvan de totale waarde op
1300 miljard wordt geschat. Het totale vermogen is thans 2230
miljard euro, een nieuw record sinds 2009. Ook na aftrek van
schulden vooral hypotheken t.w.v. 850 miljard euro, resteert
een totaalvermogen van 1380 miljard.
Vermogensongelijkheid. Is veel groter dan
inkomensongelijkheid in alle rijke landen. Om te beginnen zijn
inkomsten uit vermogen hoger dan uit werk; Piketty berekende een
gemiddelde 4 - 5 % rate of return on capital sinds 1980 terwijl
looninkomens met hooguit 1.5 % per jaar toenamen. Maar het gaat
vooral om absolute waarden: 4.5 % verdienen op een vermogen van
10.000 is een zakcentje vergeleken met een miljard aan kapitaal.
Bovendien kunnen grote beleggers en bezitters makkelijker de
fiscus ontwijken dan gewone burgers met hun bescheiden
vermogens.
In het algemeen hebben mensen met de laagste inkomens geen
vermogen maar wel schulden en neemt de waarde van het bezit van
vermogen exponentieel toe richting de rijkste 1 of 5 %. In de
USA bezit de top 1 % 40 % van de totale vermogenswaarde, in
Nederland wordt dit aandeel geschat op 20 %. De meest
vermogenden hebben ook het vermogen om hun bezit wereldwijd te
parkeren, daar waar belastingen laag of afwezig zijn. Van
belastingmaatregelen hoeven zij niet veel te vrezen, wel van
beurscrashes, oorlogen en revoluties. Nationalisatie van
private bezittingen zoals door Nasser in 1956 met het
Suezkanaal, de Russische revolutie van 1917 of onteigening door
overheid na de 2-de wereldoorlog betekende einde vermogen bezit
van toenmalige beleggers.
Of zie recentelijk. In juli 2018 nog een jubelstemming op de
Amerikaanse beurzen. De beurswaarde van Amazon en Apple
doorbraak voor het eerst in de geschiedenis de grens van $1000
miljard. De hele telecomsector deed het trouwens goed, ook
Google, Facebook en Netflix. In het najaar volgde een
'correctie' waardoor Apple een waardedaling voor de kiezen
kreeg van $-275 miljard. In totaal verloren genoemde bedrijven
tezamen ruim 1000 miljard aan beurswaarde.
Inkomen uit werk of kapitaal. Piketty gebruikt hiervoor
een formule om de capital- labor split te berekenen
(piketty.pse.ens.fr/capital21c). Deze verhouding was gemiddeld
rond 70 % aandeel van arbeidsinkomens versus 30 % inkomen uit
vermogen en/ of productiekapitaal, dus winsten. Sinds 1980 is
een lichte afname te zien bij inkomen uit werk en toename van
inkomen uit kapitaalbezit, dus vermogens én productiemiddelen.
De berekeningen van Piketty komen overeen met de mij meer
bekende berekening van de arbeids- inkomens quote, vrij
vertaald de totale waarde van inkomens uit arbeid versus
inkomens uit beleggingen, onderneming en anderszins. Tot de
jaren '80 was het aandeel van arbeid ruim 80 % en is nu
afgenomen tot 73 %, ofwel het loont letterlijk minder om te
verdienen door werk als door het bezit van beleggingsvermogen
of productiemiddelen.
Ongelijkheid en armoede. Een herverdeling van
inkomens door progressieve belastingen en stelsels van
sociale zekerheid zal ongetwijfeld de ongelijkheid van
inkomens verkleinen. Ook het meer belasten van vermogens kan
ongelijkheid van inkomens verkleinen maar zal aan de
verdeling van vermogens niet veel veranderen. Door Piketty
staat sinds de publicatie van zijn boek Capital het begrip
ongelijkheid en armoede weer in toenemende belangstelling en
worden de rijken weer gezien als profiteurs. Het is echter
onjuist om te denken dat als we ongelijkheid bestrijden,
bestrijden we daardoor ook armoede.
Het meest simpele bewijs is een ontwikkelingsland
waar vrijwel iedereen in armoede leeft, zeg van minder dan
$2 per dag moet leven. Voor hun is (on)gelijkheid van
inkomens niet van belang omdat het slechts gaat om een meer
eerlijke verdeling van armoede. In rijke landen is dit een
ander verhaal als armoede betrekking heeft op een te lage
ondergrens van inkomens. Dus in absolute zin een te laag
inkomen om op minimale wijze te kunnen deelnemen aan de
maatschappij. Dus ook dat mensen in armoede het niet per
sé interesseert dat een ander factor 10 of 100 meer
verdient of bezit, maar dat hun inkomen in absolute en ook
dagelijkse zin te laag is om ervan rond te komen.
Armoede kan ook worden uitgelegd als een gebrek aan
besteedbaar inkomen. Door de grote toename van woonlasten
en kosten voor ziektekostenverzekeringen hebben zowel lage
als midden inkomensgroepen last van erosie van besteedbaar
inkomen. Omdat ook de inkomsten uit arbeid al decennia
stagneren, maken steeds meer mensen met lage of
middeninkomens schulden om toch een bepaald consumptiepeil
te kunnen realiseren. Zij hebben zorgen genoeg over hun
eigen bestaan om jaloers te kijken naar de jet-set
levensstijl van de rijken.
Tot besluit. Over Impact hebben. Rutger Bregman,
de grote voorstander van een basisinkomen, heeft het als
journalist ver geschopt, namelijk als genodigde in Davos
dit jaar. Hij vond dat Bono van # U2, de Grote Idealist
van Live Aid, wel wat meer belasting mocht betalen van
zijn vermogen van $ 500 miljoen! En uiteraard al die
rijken met hun belastingontduik praktijken. Maar om
armoede wereldwijd te bestrijden ,is er meer nodig dan
het bestrijden van rijken door hogere belastingen.