Collectieve armoede
door Tjeerd de Boer
We verdienden vorig jaar als Nederland BV totaal 733 miljard euro, een record bnp en een bewijs
dat we de crisis van 2008 te boven zijn gekomen. Toch overheersen in het nieuws berichten dat er
geen geld is, voor achterstallig onderhoud, voor extra personeel, bijvoorbeeld in het onderwijs,
de zorg, defensie en politie. Vele wegen en bruggen verkeren in een slechte staat. Lonen en
uitkeringen nemen netto gezien nauwelijks toe. Vreemd als tegelijk wordt gezegd dat het geld weer
tegen de plinten klotst en de nieuwe regering Rutte 3 minstens 10 miljard extra te besteden had.
In dit artikel wordt uitgelegd dat Big Business, Banking en Beleggers zo machtig zijn geworden
ten opzichte van nationale regeringen, dat zij in toenemende mate hele staten leegzuigen.
Belastingontwijking is nog moeilijk aan te pakken en kan ten koste gaan van de welvaartsstaten
van weleer.
Eind van de welvaartsstaat?. In artikel nr. 106 legde ik uit wat een verzorgingsstaat is.
Het betreft staten met stelsels van sociale zekerheid. Een definitie van verzorgingsstaten in
ruime zin betreft ook stelsels van collectief geregelde gezondheidszorg en een geheel van
subsidies aan burgers die zonder dat niet of moeilijk bepaalde diensten of goederen kunnen
betalen, zoals de huursubsidie. Een welvaartsstaat betreft alle collectieve regelingen en
investeringen door de overheid, in de ruime definitie kunnen ook alle organisaties van het
maatschappelijk middenveld worden gerekend, zoals voorheen de bedrijfsverenigingen in Nederland.
Nederland was model van een corporatistische staat tot de privatiseringen in de jaren '90 en
later. Organisaties van werknemers en werkgevers waren verantwoordelijk voor de uitvoering van
veel socialezekerheidsregelingen, de politiek stelde de regels en condities vast voor de
werknemersverzekeringen.
Door rechtse (neoliberale) politieke partijen wordt de overheid graag voorgesteld als een
miljarden verslindend monster op kosten van de belastingbetaler. In de praktijk is een
tegenstelling tussen overheid en bedrijfsleven allerminst zo scherp te stellen, er is juist
vaker sprake van publieke- private partnerschappen. Bijvoorbeeld de aanleg van snelwegen vanaf
de jaren '50 was een initiatief van de overheid die daarvoor gelden beschikbaar stelde maar
vele particuliere aannemers voerden het werk uit. Uiteraard werd het bnp daardoor vergroot als
ook het draagvlak voor belastinginkomsten.
De belastingbetaler in de hoedanigheid van kiezer bepaalt hoeveel of hoe weinig overheid men
wil. In de landen van het Scandinavische model koos men voor een grote overheid; meer dan 60 %
van het bnp wordt besteed aan collectieve uitgaven. In Amerika daarentegen zijn genoeg
voorstanders van een minimale overheid, geïnspireerd door o.a. Ayn Rand. In de 19de eeuw bekend
geweest als de nachtwakersstaat die enkel verantwoordelijk was voor de openbare orde en defensie.
De vorige eeuw werd bekend als het tijdperk van de grote ideologieën. Communisme en fascisme
propageerden een grote overheid waaraan het bedrijfsleven ondergeschikt moest zijn. Gedreven door
economische problemen waren velen ontvankelijk voor deze ideologieën met de vlaggen hoog en de
rijen gesloten, enthousiast gemaakt ook door schitterende toekomstperspectieven. Gelukkig was het
relatief snel gedaan met fascistische experimenten zowel in Duitsland, Italië als Japan tussen
1933 en 1945. Het communisme als experiment kon worden afgeschreven na 1989 onder meer als gevolg
van bureaucratische verkalking van de economie door de centrale overheid. In China begon ironisch
genoeg na datzelfde jaar een kapitalistisch communisme zonder weerga. In het Westen was men echter
in euforie over het einde van ideologieën, behalve de neoliberale leer… We vergaten dat juist
China éen alternatief kon zijn in tegenstelling tot 'There Is No Alternative' voor neoliberalisme.
Neoliberalisme als politieke keuze. Al eerder gaf ik aan dat de rechtse omslag in de
politiek vanaf 1980 deels te verklaren was door een stagnerende economie in de jaren '70.
Tegenstanders van links verklaarden die stagnatie als gevolg van een te grote overheid en dito
belasting- en premiedruk op productie en inkomens. Het bedrijfsleven zat in de knel aldus
rapporten van de Commissie Wagner en Berenschot, eind jaren '70, het werd tijd voor een
terugtredende overheid. Ik duidde in eerdere artikelen aan dat door de economische crisis tussen
1979-1987 een topzware overheid moeilijk meer was te betalen voor burgers en bedrijven, mede omdat
bijna 1 miljoen mensen werkloos was naast bijna een miljoen arbeidsongeschikten. Ondanks kritiek
en verzet werd later gesteld dat Lubbers met zijn kabinetten in de jaren '80 een grote macro
economische prestatie leverde met zijn ombuigingen, zoals het terugdringen van een tekort op de
lopende rekening van 10 % in 1983 en het sluiten van het Akkoord van Wassenaar met vakbonden en
werkgeversorganisaties. Het Poldermodel werd niet aangetast als ook de vele corporatistische
organisaties van het maatschappelijk middenveld, zoals GAK en GMD als uitvoeringsorganen voor WW,
Ziektewet en WAO door vakbonden en werkgeversorganisaties. Nederland bleef lid van het Rijnlandse
model, terwijl Engeland onder het rauwe beleid van Thatcher richting neoliberale USA-model ging.
Afbraak van de welvaartsstaat. Uiteraard is bij velen de afbraak van de verzorgingsstaat
bekend, te herkennen aan het minimaliseren van alle uitkeringen naar bijstandsniveau, het
stopzetten van de koppeling tussen lonen en uitkeringen voor inflatie en het verscherpen van
toekenningscriteria i.h.b. bij ziekte en arbeidsongeschiktheid op langere termijn. Deze afbraak
begon in de jaren '90, nota bene door de links-liberale ('Paarse') kabinetten van Kok. Maar
intussen werden vele organisaties van het maatschappelijk middenveld eerst verguisd en vervolgens
afgeschaft, zoals de GAK en GMD-en. Het betrof hier de afbraak van de verzuilde, bureaucratische
organisaties van het Rijnlandse model die juist als initiatieven van burgers tot stand waren
gekomen en de overheid veel beleidsuitvoerend werk bespaarden. De politiek was in de ban van
de neoliberale toverformule PRIVATISERING+ DEREGULERING+ INDIVIDUALISERING+ GLOBALISERING=
WELVAART EN WERKGELEGENHEID.
Bij globalisering ging het uiteraard om de ontwikkeling van wereldmarkten voor productie en handel
maar in feite ging het om globalisering van het neoliberale model van totale concurrentie. Alle
factoren die concurrentie belemmerden, van handelsrestricties tot en met vakbonden moesten worden
geëlimineerd. Concreet betekende dit een race naar de bodem omdat die bedrijven met de laagste
productiekosten kunnen winnen op globale markten. Er ontstond m.a.w. een tendens naar
minimalisatie van loonkosten, ook voor bedrijven die enkel voor een binnenlandse markt leveren.
Daar waar het niet lukte om loonkosten te drukken, werd werkgelegenheid verplaatst naar laagste
lonenlanden dan wel belastingvrije zones in ontwikkelingslanden.
BIG BUSINESS + BANKING + BELEGGERS = WERELDMACHT =POWER ELITE
Milton Friedman droomde ooit over 'let business free to govern the world'. Welnu, zijn droom is
nagenoeg uitgekomen. Een belangrijke voorwaarde werd de toenemende dominantie van het neoliberale
denken in politiek en maatschappij van de meeste ontwikkelde landen, of wel afstand doen van de
dominantie van de politiek over het bedrijfsleven. Andere belangrijke verklaringen zijn te vinden
bij nieuwe technologische en institutionele ontwikkelingen die enorm versterkend werkten voor
globalisering van handel en productie: internet, lage transportkosten, vrijhandelsverdragen en
verdergaande automatisering van productie zoals in de autofabricage.
In toenemende mate ging Big Business domineren over de politiek, concerns hadden meer macht dan
nationale regeringen en hun overkoepelende samenwerkingsverbanden zoals de EU. Concerns zoals
Microsoft bereikten een bijna monopolypositie, anderen vormden wereldconglomeraten. De gedroomde
vrije werking van markten conform het model van Adam Smith: kleine aanbieders die niet anderen
kunnen overheersen, is een valse droom van de neoliberalen als zij ontkennen dat het nu gaat om
de vrije werking van concerns i.p.v. markten!
Vanaf 1998, toen Clinton de Bliley act tekende die alle vrijheid gaf aan banken en bellegers,
was een ontketening van de globale financiële sector mogelijk. In eerdere artikelen schreef ik
over de handel in termen van 1000-den miljarden van financiële producten wereldwijd. De omvang
van die handel overtrof die van de reële economie met een factor 20. Secutarisatie was het
toverwoord om van alles, maar vooral diverse schulden, te bundelen en vervolgens op de markt te
zetten als een vermogensproduct voor beleggers. Big Banking sloot zich in de jaren nul aan
bij Big Business als wereldmacht, die lak hebben aan nationale regeringen met hun regeltjes en
belastingen. Tezamen vormen beiden als aangeduid in respectievelijk artikel nr. 88 en 95
een Power Elite die het publiek kent uit de jaarlijkse conferenties in Davos, inclusief Bekende
Wereld Mensen als Bono van U2.
De geest is dus uit de fles in de zin dat Big Business, Banking en Beleggers een wereldmacht
vormen, niet van zins om zich te onderwerpen of te schikken naar politieke machten van staten en
hun samenwerkingsorganen. Nationale welvaartsstaten worden steeds meer bedreigd door ontwijking
van regels en belastingen door concerns en ook superrijke individuen. Mogelijk is een
wereldregering nodig om een tegenmacht te vormen, maar vooralsnog zit dat er niet in. Hans en ik
waren onlangs op een conferentie in Brussel waar werd gewezen op de moeilijkheden om nationale
belastingstelsels te coördineren in politieke en juridische zinnen. Geschat wordt echter dat de
EU jaarlijks 600 tot 1000 miljard euro aan belastinginkomsten derft. Alleen al Starbucks zou een
voorlopige aangifte van 13 miljard kunnen hebben gekregen… Wereldwijd wordt geschat dat
ontwikkelde landen 12.000 euro per jaar verliezen aan belastingontwijking. Concerns zoals Shell
en Unilever kunnen eisen stellen aan te vormen regeringen en regeer akkoorden, zoals het
afschaffen van dividendbelasting twv 1.4 miljard euro: Rutte 3 Helpt…
Er zou dus genoeg geld kunnen zijn voor onderhoud en behoud van welvaartsstaten ware het niet
dat het geld stroomt boven en buiten die staten waar het om gaat. Collectieve armoede wordt het
gevolg, te zien of te bewijzen met slecht onderhouden wegen, scholen en diverse voorzieningen.
Een tegenstelling tussen private rijkdom en collectieve armoe…