Identiteit, zingeving en waardering in de Next Society
Over ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, de betekenis van werk, persoonlijke gevolgen van
het verlies van betaalde arbeid en actief zijn voor de uitkering.
Conferentie in World Trade Centre, donderdag 26 oktober / door Tjeerd de Boer
Flexibilisering van de arbeidsmarkt. Verrassende analyse over de arbeidsmarkt door
Paul de Beer, eerste inleider en bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de
Universiteit van Amsterdam. Hij doorprikte 3 mythen die het beeld bepalen over de huidige
arbeidsmarkt, om te beginnen de mythe van toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt.
Tussen 1990 en 2015 veranderde slechts 13 % van de werknemers binnen een jaar van baan.
Gemiddeld werken 10% van alle werknemers 10 jaar voor eenzelfde werkgever en zo de overige
werknemers veranderden van werkgever, ging het niet om flexibele contracten zonder uitzicht
op vast werk. Maar hoe ouder hoe beter als het ging om vaste contracten.
Veel jongeren moeten steeds vaker genoegen nemen met flexwerk, inclusief zzp-er worden,
thans meer dan 1 op 3 van de jongeren tot 35 jaar. Veel werkgevers schuwen vaste contracten
al was het maar wegens doorbetaling van loon bij ziekte. De Beer wees op een gebrek aan
mobiliteit op de arbeidsmarkt. Veel flexwerk komt voor bij banen waar geen of weinig
scholing voor vereist is en omdat werkgevers niet of weinig investeren in deze werknemers
door bv bedrijfsopleidingen, zullen werknemers met losse contracten zoals nuluren- of
payroll overeenkomsten, niet doorgroeien naar hogere functies in hun bedrijven. In jargon
gezegd: de waarde van hun human capital neemt niet toe, aldus ook niet hun positie op de
arbeidsmarkt (‘marktwaarde’).
Luttwack (1998),schrijver van het boek Turbokapitalisme, duidde toen al op de opkomst van
een nieuwe dienstbodeneconomie, bestaande uit het verrichten van persoonlijke diensten,
zoals bezorgdiensten, hondenuitlaters, nanny's , en de flexwerkerssectoren in de
fastfoodindustrie. Steeds meer harde werkers- goedverdieners gingen werkzaamheden
uitbesteden die zijzelf vroeger zelf en thuis deden (zie Vliegwieleconomie 2, Nieuwsbrief
86).
Robotisering. De tweede mythe die De Beer doorbrak, betreft robotisering. Dit
onderwerp is inderdaad een hype geworden, niet alleen in de media maar ook vakbeweging en
wetenschap. Veel mensen maken zich druk over de aanstaande verwoesting van werkgelegenheid
door robots maar vergeten, of kunnen niet inschatten, welke nieuwe beroepen zullen ontstaan
naar aanleiding van ontwikkelingen zoals nu de robotisering of vroeger de mechanisering van
de productie door machines (zie Nieuwsbrief 97).
Robotisering zou als de vroegere mechanisatie van de productie leiden tot vergroting van de
arbeidsproductiviteit van de (overgebleven) werknemers. De Beer noemde echter een gemiddelde
toename van de arbeidsproductiviteit van minder dan 1 % per jaar. Zijn bevinding komt overeen
met de onderzoeksresultaten van Gordon (2016) in .
Reden is weer de toename van laaggeschoolde dienstenbanen waarin groei van productiviteit
niet of moeilijk is te realiseren in vergelijk met sectoren die wel te robotiseren of
mechaniseren zijn. Voor economen bekend als de 'wet' van Baumol (1967). Relatief neemt de
arbeidsproductiviteit dus af naar mate er minder banen zijn in industrie en transport en meer
banen in dienstverlenende sectoren zoals de zorgsector, diensten zoals horeca en winkels of
diverse persoonlijke diensten.
Onderkant van de arbeidsmarkt. De derde mythe betreft banenverlies aan de onderkant
van de arbeidsmarkt, lees de markt voor niet- of laaggeschoolde banen. An sich is er geen
sprake van verlies van banen waar weinig scholing of ervaring is vereist, ware het niet dat
veel van deze banen worden ingenomen door werknemers uit lage lonenlanden zoals Oost Europa,
zie in kassenteelt, transport en schoonmaaksector. Maar ook door verdringing van
ongeschoolden door mensen met opleidingen. De Beer noemde de vereiste van een MBO /HAVO
niveau voor veel laaggeschoolde beroepen in de dienstensector omdat sociale vaardigheden en
een bepaald ontwikkelingsniveau vereist worden. Gevolg is wel dat ongeschoolden worden
verdrongen van de onderkant van de arbeidsmarkt en gedwongen tot langdurige werkloosheid en
mogelijke radicalisering in hun politieke opvattingen.
Tot slot ging De Beer in over opvattingen over hoe belangrijk betaald werk is ten opzichte
van andere levensdoelen. Verrassend dat het arbeidsethos (Calvinisme?) over meerdere
generaties groot is gebleven, ook in de jaren '60 (ondanks werkschuwe hippies) en bij de
millenium generatie nu (geboren na 1990) en natuurlijk de 'workaholic' Yuppie Generatie van
de jaren '80 en '90. Werk is belangrijk in het leven van de meerderheid in beroepsbevolking
maar niet zaligmakend, welzijn en vrije tijd worden ook hoog gewaardeerd als ook zin en
plezier in het werk naast inkomen.
Verlies van betaald werk. Simone de Vocht, psycholoog van arbeid en gezondheid,
tweede inleider, noemde een aantal voorbeelden uit haar praktijk van hoe mensen reageren op
verlies van betaald werk. Voor de hand liggend is de grote klap die de meesten zullen
ervaren door (groot)verlies van inkomen maar ook status (aanzien). Velen echter missen het
sociaal nuttig kunnen zijn voor hun opdrachtgever en voor zichzelf, het onderdeel zijn van
een sociaal netwerk. Haar thema sloot goed aan op het vervolg van de bijenkomst namelijk
over het nut van vrijwilligerswerk voor werklozen.
Beleving en zingeving door tegenprestatie voor uitkeringen. Nico van Wijk,
afdelingshoofd Taskforce Tegenprestatie van gemeente Rotterdam, gaf aan voor wie
tegenprestatie van toepassing is. Het betreft vaak mensen met weinig scholing en ervaring
met betaald werken, gemiddeld 51 jaar oud, die zeer lang in de Bijstand zitten (gemiddeld
11 jaar) en van wie niet verwacht wordt ooit een kans te maken op betaald werk. Het gaat om
21.000 personen van de bijna 40.000 mensen in de Bijstand, waarvan nu 12.000 mensen een
contract hebben met de gemeente. Daarvan doen 4.000 mensen vrijwilligerswerk in diverse
organisaties, 1.400 mensen volgen een taalcursus, 1.500 mensen doen mantelzorg en hebben
3.000 mensen een zelfstandig beroep (ondernemerstrajecten). 2.000 mensen zijn vrijgesteld
van tegenprestatie en sollicitatieplicht wegens arbeidsongeschiktheid en worden om de 2
jaar opgeroepen voor herkeuring.
Hoewel een aantal mensen in het begin van hun vrijwilligerstraject nog negatief of
twijfelend waren over een dwang tot tegenprestatie, is ruim 80% er later tevreden over.
Zingeving en weer deel uitmaken van een sociaal netwerk zijn belangrijke 'drivers' voor hun
vrijwilligerswerk. Slechts 65 mensen kregen een boete wegens niet meewerken aan een
voorstel, terwijl het zelf bepalen wat voor soort vrijwilligerswerk je wil doen centraal
staat en ook maatwerk door de Dienst Werk en Inkomen voor elke aanvrager. 70% van de
vrijwilligers is tevreden over het door de Gemeente gevoerde beleid ter zake van
tegenprestatie voor de uitkering.
Beschermd werken als vrijwilliger. Thomas Kampen, universitair docent bij
Universiteit voor Humanistiek, sloot de lezingen af met de bevinding dat mensen met
vrijwilligerswerk dit werk in eigen tempo kunnen verrichten, dus beschut kunnen werken vaak
naar eigen inzichten en niet blootgesteld aan de werkdruk en stress die al te veel voorkomt
bij betaalde banen. Van groot belang is het krijgen van respect door vrijwillige
werkzaamheden in tegenstelling tot vernedering en misbruik die meestal tot afbreuk leiden.
Kritische kanttekeningen. In de discussies na de pauze merkte Paul de Beer op dat
mensen met een uitkering en vrijwilligerswerk weliswaar tevreden werden over hun situatie
maar desalniettemin minder tevreden dan mensen met betaald werk. Bij tegenprestatie door
vrijwilligerswerk gaat het om mensen die hoe dan ook gedwongen waren tot uitkering trekken
omdat ze voor betaalde banen niet geschikt waren. Het gaat dan inderdaad om laageschoolden,
verdrongen op de arbeidsmarkt door werknemers uit lage lonen landen- als geduid eerder in
dit artikel- en door mensen met wel enige opleiding en sociale vaardigheden, zoals die
cassière met een HAVO diploma.
Maar in toenemende mate ook door ouderen met opleidingen en betaalde werkervaring. Een
goede vriend van mij, oud collega op de Erasmus Universiteit vanaf 1986, later
beleidsmedewerker, gaat binnenkort na 31 jaar werken met pensioen, 65 jaar geworden. Hij
heeft geluk gehad de eindstreep te halen. Echter niet alle 50 plussers met ontslag die
moeten vaststellen dat de arbeidsmarkt niet of zelden herkansingen geeft voor werk op
hetzelfde niveau ook qua salaris. Werkgevers blijven vaak vooroordelen hebben over oudere
sollicitanten zodat hun sollicitaties vergeefs blijven, ook voor werk onder hun niveau qua
kennis, vaardigheden en salaris. Veel oudere werklozen zijn gedwongen om vrijwilligerswerk
te doen, let wel vaak vanuit zichzelf dan wel door 'aandrang' door een uitkerende
instantie. Ze zijn gelukkig gedreven door zichzelf op weg naar zingeving en een identiteit
door werk.
Voorbeelden uit eigen netwerk: oud topfunctionaris in bank, werkloos 57 jaar oud, 30 jaar
gewerkt, vrijwillig bestuurder in kerkelijke organisatie, een ingenieur, ook werkloos, 56
jaar, na 28 jaar werk, vrijwilliger bij kleinschalige bouwprojecten, mijzelf, 10 jaar
gewerkt op universiteit, later bij vakbond met subsidiebaan en als zogenaamde zzp-er bij
een management studiecentrum, werkloos sinds 2004, soms kansrijk geweest door reintegratie
projecten zoals bij Agens, finale bereikt bij werkgevers voor beleidsfuncties, maar toch
het (net) niet zijn geworden. Intussen zeer tevreden over mijn vrijwilligers BAAN bij RoSA!
en als zelfstandig onderzoeker. Maar niet over mijn inkomen...
Tijdens de discussie werd opgemerkt dat de gemeente per jaar 1,8 miljoen verdient (bespaart)
door vrijwilligerswerken. Daardoor geprikkeld merkte ik op dat de aanwezigen, merendeels
ambtenaren van de Gemeente het volgende ook niet kunnen verhelpen, namelijk de
bijstandspolitiek door het College en de regering. Maar dat het een schande is voor mensen
die met plezier vrijwilligerswerk doen, van wie bekend is dat ze tot hun pensioen
waarschijnlijk niet meer uit de Bijstand komen, dat al deze mensen geen langdurige
inkomenstoeslag krijgen en volledige kwijtschelding van aanslagen door gemeentelijke en
regionale belastingen. Dat veel vrijwilligers ook geen vergoeding kunnen krijgen van de non
profit organisatie waar zij werken tenzij de gemeente subsidie wil geven.
DUS IN HET KADER VAN HET MANIFEST TEGEN DE ARMOEDE: GEEF ALS GEMEENTE POLITIEK GEZIEN OOK
EEN BELONING AAN ALLE VRIJWILLIGERSWERKERS DIE ZE TERUGZIEN OP HUN SALDO!
Overigens wil ik herstel van volledige langdurigheids- inkomenstoeslag en kwijtschelding
voor alle mensen die langer dan 3 à 5 jaar in de Bijstand zitten ondanks sollicitaties of
andere inspanningen op weg naar betaald werk zonder resultaat.
Tenslotte: vaak wordt het mensen kwalijk genomen dat zij werkloos werden en bleven terwijl
het verlies van hun betaalde baan een persoonlijke ramp was kort na ontslag. Als je dan ook
nog het verwijt krijgt van 'Hardwerkend Nederland' dat je een profiteur en luilak bent
geworden, is dat mogelijk een nog grotere ramp voor je zelfbeeld of identiteit. Uitkeringen
moeten zo laag mogelijk gehouden dan 'kiezen' mensen weer voor betaald werk aldus een
bekende Rechtse Mythe. Ik zou zeggen :waar wachten Wij Sollicitanten op, als je weet dat het
verschil tussen een individuele bijstandsuitkering (euro 784 + 89 euro zorgtoeslag) en het
minimumloon meer dan 500 euro netto per maand is. Wel op tijd wakker worden als je dit
beseft!